11
Jesper snelde met zijn vingers over de hals van de Fender en parkeerde ze in twee vakjes, waar hij de hoge noten liet gieren. Hij zakte door zijn knieën, liet zijn hand weer omhoogkomen en begon ergens in het midden met de solo die het slot van ‘Stay Bad’ inleidde, het nummer waarmee Donny Demon enkele jaren geleden was doorgebroken. Jesper draaide de volumeknop nog wat hoger en liet zich meevoeren door de keiharde muziek. Met zijn ogen dicht en zijn mond halfopen zwierde hij in het rond, waarbij hij de gitaar ritmisch op en neer bewoog, alsof hij daarmee ook de beukende drums op de achtergrond produceerde. In gedachten stond hij op een podium, verblind door de spotlights, en was hij het middelpunt van een overdonderende rockshow. Gek genoeg waande hij zich Stef, niet Donny Demon. Misschien kwam het doordat Donny Demon te beroemd was, even ver weg en onbereikbaar als Al Pacino. Stef kon hij zelfs aanraken, elke dag als hij dat wilde. Jesper molenwiekte met zijn arm langs de snaren, zwiepte met zijn hoofd heen en weer. De slotakkoorden van ‘Stay Bad’ denderden door zijn slaapkamer.
‘Zachter!’ schreeuwde iemand. ‘Hou nou toch eens op met dat nepgedoe!’
Jespers hand bleef boven zijn gitaar in de lucht hangen toen hij zijn ogen opendeed. Zijn zus stond in de deuropening, haar gezicht rood aangelopen van woede. ‘Twee dagen ben ik hier, en ik word helemaal stapelgek! Ben jij soms niet goed snik, Jesper, of gewoon megadoof?’
‘Stay Bad’ was afgelopen. ‘Ach, rot toch op naar Utrecht, Anouk. Je woont hier niet meer, of was je dat vergeten?’ beet Jesper haar toe. Hij drukte de cd-speler uit en hing de Fender van Donny Demon weer op zijn plaats aan de muur, voorzichtig, alsof de gitaar van glas was.
‘Zo, zo, broertje van me, wat een stoere taal. Heb je die geleerd bij de carnavalsvereniging?’
Jesper draaide zich naar haar toe. Anouk had haar armen over elkaar geslagen, leunde tegen de deurpost en keek hem spottend aan.
‘Carnavalsvereniging?’
‘Zo zie je eruit. Die zwarte lijnen rond je ogen, en dat haar... Niet persoonlijk bedoeld hoor, maar die outfit staat je alsof je aan een carnavalsoptocht gaat meedoen.’ Ze grijnsde vals.
Jesper smeet de deur dicht. Zijn zus stapte net op tijd achteruit. Op de overloop hoorde hij haar schaterlachen.
==
De Sweet Black Angels zaten aan hun vertrouwde tafeltje in de hoek van de kantine. Benen op tafel, balancerend op twee stoelpoten, bekertjes soep en koffie in de hand.
Jesper trok een stoel bij.
‘Nog lol gehad, Jesp?’ vroeg Stef met een smalend lachje.
De Angels hadden gisteravond ergens in een café wat akoestische nummers gedaan, maar Jesper was er niet bij geweest omdat hij vandaag twee proefwerken had. De laatste weken was hij meestal van de partij bij optredens, en hij werd intussen zo’n beetje als een onderdeel van de geluidsapparatuur beschouwd. Hij lachte terug. ‘Ja, wiskunde en Duits, great fun.’
‘Duits, mooie taal,’ mijmerde Stef. ‘Onze broeders van Hess zingen het vloeiend. Coole band, coole taal.’
Hess was een bekende Duitse black-metalband. Tijdens optredens droegen ze t-shirts met tekens die op hakenkruizen leken en waren op de videowall achter hen marcherende Duitse troepen uit de Tweede Wereldoorlog te zien. De zanger, Jürgen Finckel, had een snorretje dat verdacht veel leek op dat van Adolf Hitler. Hij was al eens gearresteerd. Jesper peilde Stefs gezicht. Het leek er niet op dat hij zojuist met dat ‘onze broeders’ en ‘coole band’ een grapje had gemaakt.
‘Hess is een ander woord voor Scheisse,’ zei Frank. ‘Shit, stront. Dat Hitler-gedoe van ze stinkt een uur in de wind.’
Mark, de stilste Angel, grinnikte voor zich uit.
‘Wat kan dat schelen?’ zei Colin. ‘Ze zijn strak, hard en heftig, da’s het enige wat telt.’ Hij nam een slokje van zijn soep.
‘Ze willen iedereen met een andere huidskleur uit Duitsland weg hebben,’ zei Frank. ‘Heftig, hè?’
‘Een beetje té heftig voor schijterds, dat ben ik met je eens,’ zei Stef.
Er viel een korte stilte waarin ze alle vier naar Frank keken. Met gefronste wenkbrauwen staarde Frank naar Stef. Zijn gezicht stond oud, vond Jesper. Hij kon zich opeens gemakkelijk voorstellen hoe Frank er over twintig jaar uit zou zien. Het was hem duidelijk geworden dat het tussen Frank en Stef niet zo boterde. Iets wat Colin en Mark zeker allang wisten, gezien hun veelzeggende zwijgen.
‘Soms vraag ik me af of jij wel een zuivere sba’er bent, Frank,’ zei Stef. ‘Vaste verkering, nooit eens een lekker jointje roken met ons. En aan één biertje heeft meneer genoeg...’
Frank keek hem quasiverveeld aan. ‘Dat ik geen zin heb in drugs en te veel drank, moet ik zelf weten, lijkt me. Ik zeg er ook niks van dat jij dat wél lekker vindt. En wat die vaste verkering betreft...’ Hij hield zijn hoofd schuin en kneep zijn ogen half dicht. ‘Jij scharrelt toch al maanden met Donna Mulder, Stef, of heb ik dat al die tijd verkeerd gezien?’
Stef grinnikte kort. ‘Je zegt het goed: “scharrelt”. Ik heb niks serieus met die meid.’
‘Volgens mij denkt zij daar anders over,’ kaatste Frank terug.
‘Dat moet zij weten.’ Stef wachtte even op Franks reactie. Toen die niet kwam, voegde hij eraan toe: ‘Een echte sba’er doet niet aan vaste verkering.’ Hij keek naar Jesper. ‘Wat vind jij, Jesp? Is Frank een echte sba’er?’
Alle ogen draaiden naar Jesper. Onder zijn huid voelde hij hoe zijn bloed begon te tintelen. Hij krabde op zijn arm, keek naar Stef, toen naar Frank. Wat moest hij in godsnaam zeggen, wat kón hij zeggen?
‘Misschien moet ik voor jou een ander zoeken, Frank,’ redde Stef hem. Hij wachtte om zijn woorden te laten bezinken. ‘Wat vind je zelf? Ben jij een echte sba’er?’
Frank lachte schamper. ‘Misschien moet ik voor jou een ander zoeken, Frank,’ bauwde hij Stef na. ‘Jij doet alsof je de baas bent van het hele spul, Stef Dagelet, maar als ik het me goed herinner, hebben Mark en ik de Sweet Black Angels opgericht, dus áls er besloten wordt dat er iemand uit gegooid moet worden...’
‘Opgericht, ja,’ onderbrak Stef hem. Zijn ogen werden donkerder en monsterden Frank met de geconcentreerde blik van een roofdier dat zijn prooi heeft gespot en klaarstaat om zich erop te storten. ‘Maar sinds de oprichting is er wel iets veranderd. We weten allemaal wie op het podium de sba smoel geeft. Nou?’
Franks lippen gingen van elkaar; hij zocht naar een passend antwoord, maar kon dat blijkbaar niet vinden.
‘Dus als ík zeg dat jij vervangen moet worden,’ ging Stef door, ‘dan wil ik nú graag van de anderen horen of ze het met me eens zijn of niet. Anders zou het zomaar kunnen zijn dat ik...’ Hij maakte zijn zin af met een handgebaar, terwijl zijn blik van Colin naar Mark ging, en weer terug naar Frank.
Niemand zei iets.
‘Nou, dat is duidelijk,’ zei Stef. De triomf droop van zijn stem.
Jesper keek tersluiks opzij naar Frank. Die tuurde naar een onbestemd punt onder tafel. Zijn gedachten waren ver weg.
‘Ik ga.’ Frank zwaaide zijn benen van tafel, greep zijn tas en ging staan. Stef kreeg een blik vol haat in zijn ogen. ‘Als je maar weet dat ik zélf bepaal of ik uit de Angels stap. Daar heb ik jou niet voor nodig.’ Daarop draaide hij zich om en liep de kantine uit.
‘Poeh,’ zei Colin. Hij keek Frank na. ‘Die is behoorlijk pissed off.’
‘Ik ga er niet wakker van liggen.’ Stef nam een slokje van zijn koffie en gaf een schopje tegen Marks been. ‘Jij bent het toch wel met me eens, Knoppe?’
Er viel weinig van Marks gezicht af te lezen, zoals gewoonlijk. Mark vond niets, zei weinig. ‘Zolang de Sweet Black Angels maar blijven bestaan,’ antwoordde hij zacht. ‘Niemand is belangrijker dan de band.’
‘Juist,’ zei Stef, ‘dus Frank ook niet.’
Mark keek Stef aan en schudde langzaam met zijn hoofd. ‘Nee, Frank ook niet.’
‘Mooi.’
De bel voor het einde van de ochtendpauze ging. Het rumoer in de kantine werd overstemd door het geluid van schrapende stoelpoten.
‘Zaterdag, volle maan,’ zei Stef. ‘Het is jouw beurt, Colin.’
Colin kwam langzaam overeind. Hij grijnsde. ‘Alsof ik dat vergeten was.’
‘Ik hoop dat je iets moois hebt bedacht.’
‘Reken maar.’
‘Waar hebben ze het over?’ vroeg Jesper aan Mark.
‘Het vollemaanspel. Kicken.’ Mark glimlachte en verlegde zijn blik naar Stef om hem de eer te gunnen het uit te leggen.
‘Zaterdag, Jesp,’ zei Stef. ‘Dan zullen we je laten zien waar het bloed van een echte sba’er sneller van gaat stromen.’ Hij had de nadruk gelegd op het woord ‘echte’, een sneer naar Frank.
Colin en hij wisselden een snelle blik en lachten toen allebei naar Jesper. ‘Be there,’ zei Stef.
==
12
Stef zegt : Laat me zien hoe mooi je bent
Donna zegt : Het is hier te koud (ha, ha)
Stef zegt : Doe nou ff...
==
Donna bracht haar handen naar haar rug. Langzaam, alsof ze zichzelf nog de kans wilde geven zich te bedenken. Ze haakte haar bh los. Schudde de bandjes van haar schouders. Rechtsonder op het beeldscherm zag ze haar ontblote bovenlichaam. Haar kleine borsten. Ze huiverde. Het was inderdaad koud op haar slaapkamer.
Rechtsboven grijnsde Stef naar zijn webcam.
==
Stef zegt : Nou verschijnt er toch zomaar een blote meid op mijn scherm
Donna zegt : En nu verdwijnt ze weer, let maar op. Ik moet gaan. Eten. Zie je
==
Donna wierp een kushandje naar het oog van de webcam, sloot af en drukte de pc uit.
Ze deed haar bh weer aan, ging staan en pakte haar blouse van de stoel. Tijdens het vastmaken van de knoopjes keek ze naar haar spiegelbeeld. Ergens vanbinnen zei een stemmetje dat het niet goed was wat ze deed, maar het klonk van ver weg. Het was niet moeilijk om te doen alsof ze het niet gehoord had.
Als het om Stef ging, was niets haar te veel. En ze wist ook waarom. Als hij haar kuste, had ze het gevoel dat ze echt bestond. Een cooler gevoel bestond niet. Haar malle moeder, haar afwezige vader, de boring school en zelfs haar kleren uittrekken voor de webcam – alles nam ze voor lief zolang ze maar wist dat Stef binnen haar bereik bleef.
En toch was het niet altijd fantastisch. Verliefd zijn op Stef was soms als sabbelen op zo’n salmiakbal die ze vroeger wel eens van haar moeder had gekregen: eerst een tijdje prikkelend en zoet, maar dan ineens, wanneer je bij het binnenste was aangekomen, zó hartstikke zout dat de tranen je in de ogen sprongen.
Gisteravond, in de bioscoop met Jesper, had ze een besluit genomen. De titel van de film waar ze naar hadden zitten kijken was ze alweer kwijt, maar heftig was hij wel. Veel geweld en dooie gangsters.Veel bedrog ook. Al Pacino die met een uitgestreken gezicht tegen zijn vriendin vertelde dat hij niets, maar dan ook níéts te maken had met al die moorden, terwijl hij zo schuldig was als de pest. Dat liegen had Donna aan Stef doen denken. Eén keer had ze heel voorzichtig, via een omweg met grappen en halfserieuze vragen, uit hem los proberen te peuteren of hij wel eens met een ander meisje ging, bijvoorbeeld na een optreden.
Stef had net zo’n uitgestreken gezicht gehad als Al Pacino toen hij haar had aangekeken met een blik van teleurstelling die genadeloos door haar hart boorde. Hoe durfde ze zoiets te vragen, zei die blik.
Ze kon er niet tegen. Ze wilde niet dat Stef zo naar haar keek. En dus had ze het laten rusten. Maar dat wilde natuurlijk niet zeggen dat het haar niet meer dwarszat. Want ontkend had hij het niet.
Sinds die avond in de garage had Stef niks meer met haar gedaan wat ook maar een beetje aan seks deed denken. Zelfs als ze kusten, liet hij niet merken dat hij meer van haar wilde dan dat. Aan de ene kant was dat lief van hem, vond ze; zo liet hij het aan haar om ermee te beginnen... Maar aan de andere kant was het niet helemaal de bedoeling. Het leek er een beetje op dat Stef geen behoefte meer voelde om het met haar te proberen, omdat... Nou ja, meiden zat. Zelfs op dat moment, terwijl ze in de bioscoop zat met Jesper, was het heel goed mogelijk dat Stef met een ander meisje zat te rotzooien. Voor haar geestesoog doemde onmiddellijk Mireille Hofstra op, Mireille met de grote tieten, en een ellendig gevoel maakte zich van haar meester. Maar wat moest ze doen? Naar elk optreden van Stef gaan? En dan ná elk optreden als een waakhond naast hem staan om elk meisje dat in zijn buurt kwam af te blaffen? Stef zou binnen de kortste keren een gruwelijke hekel aan haar krijgen. En zijzelf ook, trouwens. In de brugklas was ze verliefd geweest op Frank Lieftinck. Die had haar op een dag gewoon ingeruild voor een ander meisje. Achteraf kon ze erom lachen. Maar dat met Frank had niets met liefde te maken gehad. Spartelen in een pierenbadje. Kinderspel, niks meer. Met Stef was het heel anders. Stef was een draaikolk waarin ze machteloos werd meegesleurd.
Ze wist het: ze was een domkop. Als ze een vriendin had die zich zo gedroeg als zijzelf... had ze haar uitgescholden voor hersenloze koe, om daarna haar hersens even op te schudden en haar hart een grondige schoonmaakbeurt te geven. Misschien moest ze een contactadvertentie plaatsen: ‘Domme meid zoekt slimme vriendin om haar van de verdrinkingsdood te redden.’
Ze keek opzij naar Jesper. Zijn ogen weerkaatsten het licht van de filmbeelden. Hij was volkomen in de ban van Al Pacino. Met haar elleboog stootte ze hem aan. ‘Jes.’
Afwezig keek hij haar kant op. ‘Ja?’
‘Vind jij mij mooi?’
‘Hè?’ Hij glimlachte. ‘Wat zeg je?’ Hij boog zich naar haar toe.
‘Of je mij mooi vindt.’ Ze wees naar haar gezicht. ‘Met dat oog, bedoel ik.’
Jespers glimlach verflauwde. Hij wendde een paar tellen zijn ogen af om de film te volgen; toen keerden ze weer naar haar terug. ‘Eerlijk?’
‘Eerlijk.’
‘Zonder dat oog ben je volmaakt.’
Donna slikte. ‘Volmaakt. Jemig, dat klinkt alsof er geen druppel mooi meer bij kan.’
Jesper trok een scheve glimlach. ‘Je wilde een eerlijk antwoord.’
‘Denk je dat Stef dat ook vindt?’ vroeg ze.
Jesper wierp haar een gekwelde blik toe.
‘Ik bedoel dat hij me mét dit oog dus minder mooi vindt dan... dan andere meisjes?’ Donna merkte dat ze haar adem inhield terwijl ze op het antwoord wachtte.
Jesper leunde achterover, staarde naar het filmdoek en blies met kracht zijn opgespaarde adem uit. ‘Jemig, Donna...’
‘Geef nou maar gewoon antwoord.’ Donna staarde naar zijn donkere silhouet. Nu ging hij natuurlijk zeggen dat het voor Stef niks uitmaakte.
‘Als ik Stef was, zou ik uiteraard hetzelfde vinden,’ antwoordde hij, zonder zijn ogen van het scherm los te maken.
Uiteraard. Had ze iets anders verwacht dan?
Donna duwde haar gedachten weg en maakte zich los van haar spiegelbeeld. Zich uitkleden voor die webcam, zo haar lichaam laten zien, gaf haar wel een ongemakkelijk gevoel, maar het was in ieder geval iets wat op seks leek. Seks met Stef.
Vanuit de huiskamer hoorde ze muziek en de stem van Lambert die vrolijk meezong.
Haar moeder had haar een uur geleden ziek gemeld nadat Donna een toneelstukje had opgevoerd waarin ze klaagde over hevige buikpijn. Haar moeder was nu weg, naar haar werk in de supermarkt.
Tijd om naar beneden te gaan.
==
‘Dag meid,’ zei Lambert. ‘Hoe voel je je?’
Donna hield zijn blik vast terwijl ze zich langzaam op het rieten krukje liet zakken.
Lambert trok zijn wenkbrauwen op, nieuwsgierig. Er verscheen een ragfijn lachje om zijn lippen.
‘Oké,’ zei Donna. ‘Wat moet ik doen?’
Het lachje verbreedde zich tot een stille grijns.
13
Geen mannen van platenmaatschappijen deze keer, ook geen gezellige bar waar goddelijke cocktails werden geschonken. Ze mochten chillen in een kille bergruimte waar wat stoelen en een tafel waren neergezet, en die werd verlicht door een kale gloeilamp.
De zaalhouder liet twee volle kratten bier op de stenen vloer kletteren.
‘Bedankt, chef.’ Stef stak zijn beringde duim naar hem op.
De man trok de mouw van zijn overhemd een stukje omhoog en tikte op zijn horloge. ‘Tot één uur, heren,’ zei hij, ‘geen minuut langer. Ik heb al genoeg lol gehad met de politie. Klokslag één doe ik de tent dicht.’ Hij gooide een envelop op tafel, draaide zich om en verdween.
Mark, de penningmeester van de band, griste de envelop weg en schoof hem in de binnenzak van zijn jack.
‘Nou, dat wordt haasten,’ zei Colin. Hij pakte vijf flesjes uit een krat en wipte met de flesopener de doppen van de halzen.
Jesper pakte er een aan, nam een slok en keek vervolgens toe hoe de Sweet Black Angels de flesjes aan hun mond zetten en gulzig begonnen te klokken, als vier zuigelingen die tegelijkertijd aan de borst werden gelegd. Het zweet dampte van hun kleren. Stefs t-shirt plakte aan zijn borst alsof hij zojuist met alles aan een douche had genomen. In de zaal was het snikheet geweest.
‘Man, wat heb ík een dorst!’ Mark blies zijn adem uit.
‘Het was daar honderd graden, schat ik,’ zei Colin.
‘Maar we waren top,’ zei Frank.
Stef liet een boertje ontsnappen. ‘Tuurlijk waren we top.’ Zijn glazige blik kruiste even die van Jesper. Hij had op het podium tussen de nummers door al het nodige gedronken. ‘De Sweet Black Angels zijn altijd top.’
Colin ging zitten en schoof naar de tafel. De poten van zijn stoel maakten een geluid alsof iemand met zijn nagels over een schoolbord ging. ‘Even iets moois bouwen.’ Hij haalde zijn shag tevoorschijn, trok een vloeitje van groot formaat uit een pakje en verdeelde een pluk tabak over de lengte. Daarna strooide hij er de groene, kruimelige inhoud van een plastic zakje overheen.
Stef dronk de rest van zijn biertje op, pakte nieuwe flesjes uit het krat en maakte ze open.
Colin stak de joint aan, inhaleerde en blies uit. Een zoet-scherpe geur verspreidde zich door de ruimte.
‘En wat heb je gisteravond precies met Donna uitgevoerd, Jesp?’ vroeg Stef plompverloren. Vier paar ogen keken hem aan.
‘Waar heb je het over?’ vroeg Mark lachend.
‘Jesper past op een van Stefs vriendinnetjes als wij optreden,’ antwoordde Colin. De spot in zijn stem ontging Jesper niet. Net zomin als dat ‘een van Stefs vriendinnetjes’.
‘Past op,’ herhaalde Mark. ‘En wat moet ik me daar precies bij voorstellen? Als je het mij vraagt, kan Donna Mulder uitstekend op zichzelf passen. Dus wat blijft er dan voor Jesper over?’
Frank schoot in de lach en schudde zijn hoofd.
Mark keek met getuite lippen van Colin naar Stef.
‘Ik weet waar jij aan denkt, Knoppe,’ zei Stef grinnikend. ‘En daarom ben jíj niet de oppas.’ Hij verschoof zijn blik naar Jesper. ‘Weer naar een Pacino-film geweest?’
Jesper knikte zwijgend.
‘Vond ze hem mooi?’
‘Redelijk,’ zei Jesper.
‘Scarface, díé was goed,’ merkte Colin op.
Stef nam een trekje van de joint en stak hem daarna in Jespers richting. Jesper pakte hem aan. Na het vorige optreden had hij het voor het eerst geprobeerd. Die vreemde lichtheid in zijn hoofd was hem wel bevallen. Alleen met het roken zelf had hij nog moeite, dat was hij niet gewend. Een hoestbui moest hij hoe dan ook voorkomen. Geconcentreerd nam hij een trekje.
‘Het is sick,’ zei Frank opeens.
‘Wat?’ vroeg Colin.
‘Dat jij met Donna naar de bioscoop gaat omdat Stef dat wil.’ Frank keek Jesper aan. ‘Ben jij zijn slaaf of zo?’
Er viel een stilte.
‘Bemoei je er niet mee, Frank,’ zei Stef.
‘Het is gewoon niet normaal.’
‘En wat dan nog?’
‘Je bent alleen maar aan het uitproberen hoe ver je met hem kunt gaan.’ Frank knikte zijwaarts naar Jesper, maar hield zijn ogen nu op Stef gericht. ‘Voor jou is het gewoon een leuk spelletje, meer niet. Wat heeft hij trouwens bij ons te zoeken?’
Jesper zoog aan de joint en keek naar Frank. Frank, die over hem praatte alsof hij er niet bij zat, alsof hij een ding was. Frank, die – ineens zag hij het – natuurlijk jaloers was op zijn vriendschap met Stef. Die hem er daarom niet bij wilde hebben...
‘Moet ik soms jouw toestemming vragen voordat ik iets van Jesp wil?’ vroeg Stef.
Frank antwoordde met een wedervraag: ‘Denk je dat je God bent, of zo?’
‘Liever de duivel,’ zei Stef.
Colin lachte, Stef vervolgens ook, maar zijn ogen deden niet mee. Hij bleef naar Frank staren. Niemand zei iets. De stilte in de kleine ruimte, die intussen blauw stond van de rook, leek met de seconde zwaarder te worden.
‘Als je opgehangen wordt, sterf je met een stijve,’ merkte Mark droog op.
Colin barstte in een lachbui uit die klonk alsof hij daar hard aan toe was. ‘Hoe kom je dáár nu ineens op, Knoppe?’
‘Heb ik van de week ergens gelezen. Schijnt met je bloedvaten te maken te hebben.’
‘Nou ja, als je dan toch dood moet, dan maar zo,’ zei Frank.
Stef trok nog wat flesjes bier open.
‘En op de elektrische stoel worden je hersens gekookt.’
‘Volg jij soms een cursus voor beul?’ vroeg Colin.
‘Verdrinken, dat schijnt de lekkerste dood te zijn,’ zei Jesper.
‘Dat is een fabeltje,’ reageerde Stef. ‘Als je verdrinkt, adem je water in. Dat willen je longen niet, die houden dat tegen. Dus slik je alles in, en dan moet je kotsen. Maar doordat je geen zuurstof krijgt, wil je weer ademen, dus van schrik slik je je kots weer in. Wat je lekker noemt.’
‘Gadverdamme,’ zei Jesper.
‘Stef, heb jij die cursus van Mark soms al gevolgd?’ Colin begon weer te lachen en kreeg de anderen mee.
Ze dronken, ze rookten. Alleen Frank niet. Jesper zag dat hij zo nu en dan een slokje bier nam, maar hij was nog steeds met zijn eerste flesje bezig en de joint liet hij aan zich voorbijgaan. Zoals hij daar zat: een beetje achteraf, met een afwezige blik, zijn benen wijd en daartussen zijn handen die het flesje krampachtig vasthielden, alsof het loodzwaar was... Zijn dagen als sba’er waren geteld, vermoedde Jesper, en dat was niet meer dan logisch. Stef had gelijk, dat zag hij nu ook: Frank was geen echte sba’er, die hoorde hier niet.
Hij werd aangestoten. Colin had een tweede joint gedraaid en Stef reikte hem die aan. Colin begon Mark te ondervragen over andere executiemethoden.
Jesper nam grinnikend een trekje. Zijn hoofd vulde zich met dezelfde zonnige stilte waarmee hij de vorige keer had kennisgemaakt. Zo moest het maar altijd blijven, vond hij. Biertje, jointje. Een beetje ouwehoeren met je vrienden. De gedachte landde met een plofje in zijn hersens. Hij had vrienden, het was geweldig. Dit waren zijn vrienden... Nou ja, behalve Frank dan.
Stef en hij genoten een aantal minuten in stilte.
‘Wat wil jij eigenlijk, Jesp?’ vroeg Stef opeens.
Jesper draaide zijn gezicht naar hem toe. ‘Wat ik wíl...?’ Terwijl hij de woorden herhaalde, kwamen ze tot leven. Hij zat met Stef op een motor, hoorde de wind langs zijn oren suizen, voelde hun snelheid, zag het asfalt onder zich wegschieten op weg naar het eind van de wereld. Maar hij antwoordde: ‘Wat bedoel je?’
‘Iedereen wil iets. Ik bijvoorbeeld wil uitvinden wat leven is. Het opzoeken in alle hoeken en gaten, if you know what I mean.’
‘Yeah,’ zei Jesper. Zij stem klonk hees.
‘Ik ga in ieder geval nooit werken later, dat staat vast,’ ging Stef verder. ‘Mijn vader zegt dat werk een langdurige ziekte is waarvan je pas geneest als je oud bent.’ Hij begon te grinniken. ‘Die ouwe van mij, daar heb ik veel van geleerd. Bijvoorbeeld dat de meeste mensen elke dag veel tijd verliezen met dingen die ze niet willen. Dat zei hij vlak voordat hij bij mijn moeder wegging.’
‘Zijn je ouders gescheiden?’
‘Ja. Mijn vader had schoon genoeg van mijn moeder. En hij had groot gelijk.’ Stef rekte zich uit. ‘Ik wil geen tijd verliezen, Jesp, ik wil gewoon fun hebben. Daar draait toch alles om? fun!’ Terwijl hij het woord uitschreeuwde, hield hij met gestrekte arm zijn fles bier omhoog, alsof het een trofee was die hij had gewonnen. ‘Fun! En beroemd worden met mijn muziek natuurlijk, maar dat is bijzaak.’ Zijn lach klonk zwaar en lui.
Jesper voelde hoe de zon in zijn hoofd op onverklaarbare manier begon te verflauwen. De stralen die de stilte in zijn hoofd pompten, verloren aan kracht. Hij werd duizelig. Eerst een beetje, maar algauw werd het erger. Het ging heel snel. Zijn mond werd droog, in zijn gezicht prikten naaldjes. Wat gebeurde er? Hij ging toch niet overgeven? Alleen al de gedachte bezorgde hem koude rillingen. Hij zette zijn flesje op tafel en liet zijn hoofd hangen, zonder dat het al te veel opviel, hapte naar zuurstof die er niet was.
‘Over fun gesproken, Stef,’ hoorde hij Colins stem. ‘Is er nog iets anders te beleven dan deze stick? Ik word zo slaperig als een zatte aap.’
Jesper hief zijn hoofd op.
Colin grijnsde naar Stef. ‘Ik heb een uppertje nodig voor ehh...’ Zijn vinger wees omhoog. ‘The moon.’
Mark schudde lachend zijn hoofd, Stef kwam een stukje overeind en graaide in zijn achterzak. ‘Ik heb alleen dit.’ Hij gooide een zakje op tafel met daarin wat gekleurde pilletjes.
Colins gezicht betrok.
‘Ik zoek nog naar een nieuwe sneeuwman,’ zei Stef. ‘John doet het niet meer. Ze houden hem in de gaten, het wordt hem te link.’
Het klonk als een verklaring voor de pilletjes, maar Jesper begreep niets van hun een-tweetje.
Colin plukte een pilletje uit het zakje en spoelde het weg met een slok bier. Stef nam er ook een en hield vervolgens het zakje voor Jespers gezicht. ‘Hier, Jes. Je ziet een beetje pips. Dit helpt.’
‘Wat is het?’
‘Net zoiets als een schop onder je kont, maar dan lekkerder.’
Mark lachte, griste het zakje uit Stefs hand en nam er een. ‘xtc, maat,’ zei hij. ‘Superspul.’ Het pilletje belandde met een boogje in zijn mond. ‘Neem nou maar.’
Jesper aarzelde, maar niet lang. Hij koos voor een gelig exemplaar waarin de vorm van een vliegende vogel gedrukt stond. Het voelde niet anders dan wanneer hij een paracetamolletje doorslikte.
‘Frank?’ Mark reikte hem het zakje aan. Maar Frank bleef roerloos zitten en staarde Mark aan met een kille blik.
‘Kijk niet zo zuur, man,’ zei Stef. ‘Het is een party drug en we hebben nu toch een party? Doe niet zo moeilijk. Doe mee.’
‘Nee.’
Zwijgend nam Stef een slok van zijn bier. Toen zei hij: ‘Jij bent echt een eersteklas flapdrol, Frank Lieftinck.’
‘En jij bent een loser, Stef Dagelet, een verslááfde loser. En je weet het zelf, dus ben je nog een lul ook.’
Nog voor Franks woorden goed tot Jesper waren doorgedrongen, zag hij hoe Stef opstoof en met drie reuzenpassen om de tafel heen liep. Door Ties wist Jesper hoe lelijk geweld er van dichtbij uit kon zien, maar wat hij Stef zag doen, was veel erger dan wat hij ooit had meegemaakt. Voordat Frank van zijn stoel had kunnen opstaan, had Stef de poten eronder vandaan geschopt, waardoor Frank met zijn rug tegen de stenen vloer klapte. Toen barstte Stef los als iemand die al te lang zijn woede had binnengehouden en die nu eindelijk kon laten ontsnappen, als stoom uit een oververhitte motor. Hij sloeg en schopte, hard en grimmig, met maar één doel: Frank raken waar hij hem raken kon. Dat hij helemaal niks zei of riep, maakte het op een of andere manier nog erger. Alsof hij wilde laten zien dat zijn macht over Frank geen woorden nodig had, en wilde laten horen dat de doffe, misselijkmakende geluiden die zijn laarzen en vuisten voortbrachten, genoeg zeiden. Elke keer als Stef hem raakte, schreeuwde Frank het uit.
Jesper staarde met een bonkend hart naar de geweldsexplosie. Frank kon denken en zeggen over Stef wat hij wilde, op dit moment telde dat allemaal niet meer. Het enige wat er voor hem nog bestond, was de pijn die hij voelde.
‘Verdomme, Stef, kappen nu!’ Colin omklemde Stef met beide armen en trok hem bij Frank vandaan. Mark schoot hem te hulp, en samen wisten ze Stef in bedwang te houden.
Jesper kwam mechanisch overeind, liep om de tafel heen en knielde naast Frank neer.
Het koude licht van de kale gloeilamp scheen meedogenloos op Franks gehavende gezicht. Het bloed, hardrood en stroperig, leek zich uit al zijn poriën te hebben geperst. Frank was praktisch onherkenbaar.
‘Frank...’ zei Jesper. Meer kon hij niet uitbrengen. Zijn hart dreunde.
Frank sloeg kwaad zijn arm weg en kwam zelf wankelend overeind. Hij betastte zijn gezicht, staarde een paar tellen naar het kleverige bloed dat op zijn vingers was achtergebleven en schudde ongelovig zijn hoofd.
Stef probeerde zich los te rukken van de handen die hem vasthielden. Frank keek naar hem met een vreemde, onderzoekende blik, alsof hij Stef voor het eerst zag. Toen bracht hij zijn bebloede wijsvinger omhoog, langzaam, als de loop van een pistool, en tikte drie keer op zijn voorhoofd.
Er bleven evenzoveel rode afdrukjes achter. ‘En behalve een verslaafde loser ben je ook nog krankzinnig, Dagelet,’ zei hij. Zijn blik verschoof naar Jesper. ‘En jij niet minder, Smit, als je zo’n gek als je held hebt gekozen.’ Met een paar tissues veegde hij zijn gezicht af. Hij pakte zijn jas en gitaarkoffer, verliet de bergruimte en sloeg de deur met een klap achter zich dicht.
‘Jezus, moest dat nou zo heftig?’ zei Colin. Ze lieten Stef los.
‘Ja, dat moest even,’ zei Stef. Hij ademde een paar keer krachtig in en uit. ‘Die brave zak solliciteert er al een tijdje naar, of niet soms?’
‘Volgens mij hebben we voor het volgende optreden een nieuwe bassist nodig,’ zei Mark.
‘Des te beter.’ Stef liet zich op een stoel zakken en keek Colin en Mark uitdagend aan. ‘Hij mag van mij de band honderd keer opgericht hebben, maar hij ís geen Angel, nooit geweest ook. Ik hoop dat ik hem er hiermee letterlijk uit geschopt heb.’
‘Je bent te ver gegaan,’ zei Colin. ‘En waar vinden we nu zo snel een ander?’
Stef haalde zijn schouders op. ‘Peanuts. Laat dat maar aan mij over.’
‘Ik vind dat Frank moet blijven,’ zei Mark.
Stef keek hem aan met een duistere blik. Hij ademde nog steeds wat gejaagd na van de inspanning die hij had geleverd. ‘Zo... vind jij dat?’
‘Ja.’
Hij keek naar Colin: ‘En jij, Col?’
Colin knikte vaag. ‘Ik ook.’
‘Jullie zijn gek,’ zei Stef. ‘Frank wordt nog eens het einde van de band, met dat gezeik van hem. Hij is een rotte plek, die moet je wegsnijden.’ Hij keek naar Jesper. ‘Als we jou nu eens laten beslissen, Jesp?’ Stefs ogen vernauwden zich tot spleetjes terwijl ze Jesper peilend opnamen.
Mark draaide verbaasd zijn hoofd naar Stef, toen naar Jesper. Colin deed hetzelfde.
Jesper hoorde het bloed in zijn oren suizen. De vermoeidheid van daarstraks was er nog wel, maar was lang zo erg niet meer. Waarom wist hij niet, maar toen hij Stef aankeek, vond hij het opeens volstrekt logisch dat híj uiteindelijk mocht beslissen. Stef hechtte waarde aan zijn oordeel. En terecht. Hij was geen lid van de band, keek er van de buitenkant tegenaan, was onpartijdig...
Hij hoorde weer hoe Frank hem een slaaf noemde, hoorde hem weer vragen wat hij bij de Sweet Black Angels te zoeken had. Glashelder klonk het, alsof Frank nu naast hem zat en de woorden in zijn oor fluisterde. ‘Van mij mag hij weg,’ zei Jesper.
Stef glimlachte. ‘Dank je.’
‘Jesper heeft daar niks over te zeggen, Stef,’ zei Colin.
‘Tuurlijk niet, Col,’ zei Stef, terwijl hij Jespers blik even vasthield, ‘ik maak maar een geintje.’
Daarop draaide hij zich naar Colin. ‘Wanneer begint je vollemaanfeestje eigenlijk?’
Colin knikte. ‘Je hebt gelijk, hoogste tijd.’
==
Het was kil. Er hing een lichte mist in de straten die alles met een glanzende, vochtige laag had bestreken.
Ze stonden tegen de muur van een brede steeg, van waaruit ze zicht hadden op de cafetaria.
‘Ik wil deze beurt van je overnemen, Col,’ zei Stef. Hij nam een hap van zijn bamibal.
‘Waarom?’
‘Ik wil Dollar doen. Met hem heb ik nog een appeltje te schillen.’
Het was donker in de steeg, maar desondanks kon Jesper Stef zien grijnzen.
‘Mij best.’
‘Top, maat.’
Toen ze daarnet hun snacks hadden besteld, was hij Jesper eerst niet opgevallen. Er waren nog twee klanten en hij had met zijn rug naar hen toe gestaan. Maar toen Jesper hem om een patatje oorlog en een kroket hoorde vragen, herkende hij de stem. Het was Sidney, Dollar. Zonder Sylvester en Stanley. Toen Mark aan de beurt was, keek hij om. Zijn blik, onverschillig als altijd, gleed langs hun gezichten. Daarna keek hij weer voor zich uit en wachtte op zijn bestelling.
‘Hoe lang zou hij daar nog blijven?’ klaagde Mark. ‘Ik krijg het koud.’
‘Tot zijn patatje op is, schat ik,’ zei Colin. Hij werkte zijn laatste stukje berenhap naar binnen en wreef zijn handen schoon aan zijn spijkerbroek. ‘Zo direct stapt hij met zijn kroketje naar buiten, let maar op. Dat heb ik hem eerder zien doen.’
‘Die jongen is echt dól op kroketten. Meer dan hij zelf weet,’ zei Stef.
Colins harde lach weerkaatste tussen de muren van de steeg. ‘O god, ik heb al een vermoeden wat je...’
‘Daar is-ie!’ zei Mark.
Sidney stapte de cafetaria uit met tussen zijn vingers iets wat inderdaad op een kroket leek.
Bij elke stap maakten zijn gympen een kort, zuigend geluid op de natte straat. Hij kwam hun richting uit gelopen.
Jesper was rechtop gaan staan en wachtte op wat komen ging. Zijn vermoeidheid was helemaal verdwenen, net als zijn misselijkheid. Er ruiste iets in zijn bloed wat hem... wakker had gemaakt, wakkerder dan hij ooit geweest was.
Sidneys voetstappen klonken nu dichtbij. Colin deed twee geruisloze passen naar de hoek van de steeg. Op het moment dat Sidney langsliep, stapte Colin de straat in en versperde hem de weg. Sidney schrok zo erg dat er een schrille kreet aan zijn keel ontsnapte. ‘Jezus, man, wat doe jij...’
Hij kon zijn zin niet afmaken; Colin greep hem bij zijn trainingsjasje en sleurde hem de steeg in. ‘Help even, jongens,’ zei hij. ‘Jesp, pak zijn arm.’
Jesper aarzelde. Wat gingen ze doen?
‘Schiet op, man!’ gebood Stef.
Er was geen tijd om na te denken. Jesper stapte naar voren, greep Sidneys linkerarm en drukte die tegen de muur.
Sidneys ogen draaiden zijn kant op. Jesper zag het wit van zijn ogen glanzen, rook zijn warme adem. ‘Shit man, laat me los!’
Colin drukte een hand op zijn mond. ‘Bek dicht, Dollar. En waag het niet om hulp te roepen.’
‘Mark, haal even zes kroketten,’ gebood Stef.
Zonder iets te zeggen holde Mark naar de cafetaria.
Sidney verzette zich nog wel, maar niet heel erg. Hij begreep dat de kans om te ontsnappen nul was. ‘Wat móéten jullie, man?’ vroeg hij hijgend toen Colin zijn hand weghaalde.
‘Even geduld, blackie,’ zei Stef, ‘je krijgt zo te horen wat de opdracht van de avond is.’
Sidneys ogen schoten heen en weer. Jesper kon zijn angst voelen. Hij hield iemand vast die bang was voor wat ze met hem van plan waren. Bij die gedachte voelde hij een adrenalineschokje door zijn lijf trekken. Hij verstevigde zijn greep om Sidneys machteloze arm.
Niet veel later verscheen Mark met een zak. ‘Hier, zes stuks.’
Stef trok hem uit zijn handen en scheurde hem open. De geur van gefrituurde kroketten drong Jespers neus binnen. Stef pakte er een en hield die onder Sidneys neus. ‘Jij hebt mij verlinkt bij Terlouw,’ zei hij zacht.
Sidney was even stil. ‘Niet waar, man.’
‘Jawel.’ Stef knikte heftig met zijn hoofd. ‘Liegen heeft geen zin. Ik wéét dat jij het was.’
Sidney zweeg, begreep dat verder ontkennen toch geen zin had. Zijn hijgende mond stootte ademwolkjes uit.
‘Je hebt geklikt, zwarte rat, en als ik érgens van op tilt ga, zijn het verraders.’
Sidney zei niets. Wachtte. Zijn ogen waren strak op Stef gericht.
‘Eet op.’ Stef duwde de kroket tegen Sidneys lippen en drukte. De korst van de snack barstte, het hete binnenste perste zich naar buiten, hechtte zich dampend aan Sidneys mond en kin. Sidney proestte, probeerde de gloeiende vulling van zijn gezicht te schudden, hapte hijgend naar adem.
‘Eet!’ Stef kneep hard in Sidneys neus en boorde de kroket tussen zijn tanden. Sidney kon niet anders dan eten.
Met één hand greep Stef hem bij de keel. ‘Nou moet jij eens goed luisteren, knul. Wat zegt die Fifty Cent van jullie ook alweer? O ja, “Get rich or die tryin”. Nou, als je jezelf Dollar noemt, ben je het dubbel met hem eens, toch?’
Colin barstte in lachen uit.
‘Dus eet deze rijkdom aan kroketten op, of sterf!’ Daar kwam de tweede. Sidney had geen keus, beet erin.
In de straat klonk ineens het geluid van hoge hakken. Ze kwamen snel dichterbij.
‘En niet praten met je mond vol, blackie,’ beet Stef Sidney toe, ‘laat staan schreeuwen.’
In Jesper groeide een gevoel van opwinding dat tegen de binnenkant van zijn ribbenkast begon te bonken. Hij wist dat ze zich als een stel laffe schoften gedroegen, maar het krachtige gevoel overstemde zijn gedachten. Hij had daarstraks een pil met pure energie geslikt, en de werking ervan werd heftiger met elke ademteug die hij binnenkreeg.
Een vrouw passeerde. De hakken stierven weer weg.
De derde kroket.
Sidney nam een hapje, maar liet toen zijn hoofd hangen en spuugde het uit.
‘Wou je het nu al opgeven, Dollar?’ smaalde Stef.
‘Toe, nog één,’ drong Colin aan. ‘Dan laten we je gaan.’
‘Niks daarvan,’ zei Stef. Bruusk trok hij zijn knie op.
Sidney maakte een benauwd geluid en klapte dubbel; Jesper en Colin bewogen aan weerskanten mee. Het viel Jesper opeens in wat Donna gisteren in de bios had geantwoord toen hij haar had gevraagd of ze soms wist wat het vollemaanspel van de Sweet Black Angels inhield: ‘Jongensongein. Een spelletje.’ Maar dit was geen spelletje.
‘Kom op, Stef, doe niet zo opgefokt,’ protesteerde Colin hard fluisterend, ‘dit is niet de bedoeling.’
Het leek er niet op dat Stef hem gehoord had. Hij klauwde zijn vingers in Sidneys haar en trok hem overeind. ‘Eét, blackie! Of ik trakteer je op een schop in je ballen waardoor je kunt fluiten naar je kinderbijslag.’
Mark, die achter hen tegen de muur geleund stond, lachte hikkend.
Stef hield de kroket dwingend voor Sidneys mond.
Sidney hijgde zacht. ‘Nee,’ zei hij. ‘Nee.’
Het gebeurde in één seconde. In Jespers hoofd barstte de herinnering open als een overrijpe puist en voor zijn geestesoog veranderde Stef in Ties Luyendijk, en Sidney in hemzelf.
‘Eet!’ Brood met poep. Het beeld was haarscherp en levensecht.
Jespers greep verslapte. Sidney rukte zich los en trof Jesper met zijn elleboog vlak onder zijn oog. Daarop haalde hij uit naar Stefs gezicht en trof hem vol op de neus.
Stef slaakte een pijnkreet en greep met beide handen naar zijn gezicht. Sidney sloeg nog eens, raakte zijn kaak. Jesper graaide naar de zwaaiende arm, maar kreeg die pas te pakken nadat Sidney ook Colin nog een mep had verkocht. Uiteindelijk stortte Mark zich boven op hem, waardoor Sidney door de knieën ging, ruggelings langs de muur gleed en met zijn schouder op de natte keien bonkte.
‘Zo kan-ie wel weer,’ besloot Mark, terwijl hij overeind kwam.
Maar het volgende wat er gebeurde, was dat Stef Mark wegtrok en Sidney vol tegen zijn ribben schopte. De liggende gestalte schoot kreunend in een kramp.
Alle vier bevroren ze in hun bewegingen en keken op Sidney neer.
Jesper hoorde zijn eigen oppervlakkige ademhaling. Voorbij de steeg werd de mist dikker.
Sidney kreunde zachtjes.
Stef boog zich over Sidney heen. ‘Eén woord hierover tegen wie dan ook, en ik grijp je nog een keer,’ zei hij. ‘Maar dan kom je er niet zo genadig af als nu.’ Met een korte beweging trok hij zijn jack recht. ‘We gaan. Het is mooi geweest.’
14
‘De roman waarmee Ronald Giphart doorbrak, was getiteld... Is er trouwens iemand afwezig?’ Arend van Delft, hun leraar Nederlands, keek verstrooid de klas in.
‘Dat was toch Ik ook van jou?’ zei Kathy Kruizer gemaakt onschuldig.
Er steeg gelach op.
‘Sidney,’ antwoordde Sylvester.
Van Delft keek hem een beetje geërgerd aan, alsof niet Kathy, maar híj een grapje had gemaakt.
Donna hoorde het maar half. In gedachten was ze kilometers ver weg, thuis, bij het gesprek dat ze gisteren met Lambert had gevoerd. Voor de zoveelste keer draaide ze het in haar hoofd af.
Een verleden met drugs en diefstal. Zijn bekering tot de Discipelen van het Licht, ‘om aan de duisternis te ontsnappen’. Hij had het écht geprobeerd, had hij haar verzekerd, maar het was niet helemaal gelukt om op het rechte pad te blijven. Hij genoot van zijn nieuwe leven, dat wel, en Donna’s moeder was niets minder dan zijn redding, maar het was dus nog ‘niet helemaal’ gelukt.
Hij verkocht van alles wat, zolang het maar geen ‘zwaar spul’ was. Zijn belangrijkste afnemers waren middelbare scholieren, en bij het ‘afleveren’ kon hij wel wat hulp gebruiken. Dus als Donna zijn ‘werk’ op het Jan van Helser College kon overnemen, scheelde dat weer... Ze hoefde zich er niet schuldig onder te voelen, want ‘als zij het niet deed, deed iemand anders het wel’. En ze zou er goed mee verdienen, zeer goed zelfs. Over niet al te lange tijd kon ze er probleemloos een oogoperatie van betalen. Daarop had hij haar strak aangekeken. ‘En dat wil je toch?’
Donna rukte zich los van haar gedachten en zuchtte. Ja, dat wilde ze. Maar tegen elke prijs? Ze dacht aan de woorden van de waarzegster op de kermis. Toch frappant.
‘Dus daarom wordt hij zo graag gelezen door middelbare scholieren,’ hoorde ze Van Delft zeggen. Hij wierp een vluchtige blik in zijn agenda, alsof daar de zinnen stonden die hij zojuist had uitgesproken, en er verscheen een frons op zijn voorhoofd. ‘Is aanstaande vrijdag de sportdag voor de vierde klassen?’
‘Ja, en zaterdag gaan we met z’n allen naar de markt,’ zei Mounir.
‘En ’s nachts is het kouder dan buiten,’ viel Khalid hem bij.
Weer klonk er gelach, dat algauw overging in vrolijk geklets.
Donna had gezegd dat ze erover na wilde denken, was het huis uit gegaan. Toen ze daarna door de stad was gaan fietsen om haar gedachten onder controle te krijgen, had ze een sms’je gekregen van Stef. Waar ze bleef, of ze ziek was. Terwijl ze staarde naar de display stond het dilemma haar ineens glashelder voor ogen. Voor Stef wilde ze het doen, en tegelijkertijd wilde ze het vanwege Stef juist níét, om wat er in de garage gebeurd was. Moest uitgerekend zij die troep nu gaan verkopen?
‘Goed!’ riep Van Delft, om boven het stemmenrumoer uit te komen. ‘Samengevat: wat zijn de thema’s in het werk van Ronald Giphart? Khalid?’
‘Seks, denk ik, meneer. Maar als u het zeker wilt weten, moet u even gaan googelen. In de mediatheek staan genoeg pc’s.’
‘Kom op, jongens, even centraal graag!’ riep Van Delft.
‘En wij dan,’ zei Sylvana, ‘de meisjes? U discrimineert.’ Ze vertrok haar felrode lippen tot een pesterig glimlachje.
‘En nu is het stil!’ Van Delfts gezicht liep rood aan van woede. Achter zijn brilletje met het foute montuur waren zijn ogen tot maximale grootte opengesperd. Maar niemand luisterde; het was alsof hij niets gezegd had.
Donna staarde naar haar leraar Nederlands. Tijdens zijn lessen was het altijd een chaos, en dat was zijn eigen schuld, met die rare opmerkingen waarmee hij zijn eigen verhaal steeds onderbrak. Je had goede en slechte leraren, en dan nog een categorie die er gewoon helemaal niks van kon. Van Delft behoorde daartoe. Waarom wilde zo iemand leraar zijn? Wat zou hij antwoorden als hij ’s avonds thuiskwam en zijn vrouw vroeg of hij een leuke dag had gehad? ‘Ja, schat, geweldig, het kon niet beter’, terwijl de ellende van zijn gezicht droop? Zielig gewoon. Misschien had hij wel kinderen. Hij zou je vader zijn. Dan maar liever geen. Bij die gedachte begon Donna onwillekeurig te glimlachen en haar hoofd te schudden. Ze zag hoe Van Delfts gezicht verstrakte en was zich er ineens van bewust dat ze hem nog steeds aanstaarde. En dat hij naar haar terugkeek.
‘Eruit, Donna Mulder.’
Donna fronste. Verstond ze dat nou goed?
Ze keek opzij, naar Kah. ‘Wat zegt hij nou?’ vroeg ze.
‘Ik denk... dat hij je eruit stuurt,’ antwoordde Kah met een ongelovig gezicht. ‘Waarom?’
Donna voelde dat ze kleurde. Kon Van Delft gedachte-
lezen? ‘Waarom, meneer?’
‘Omdat ik dat zeg.’
‘Dat is nogal een goede reden.’ Donna zag meteen dat ze met die opmerking olie op het vuur gooide; in de ogen van de leraar vlamde woede op.
‘Eruit,’ zei hij, ‘nú.’
‘Maar ik zéí helemaal niets!’ riep Donna, die nu ook boos werd.
‘Soms hoef je niets te zeggen,’ kaatste Van Delft terug. ‘En o ja, voor ik het vergeet: niet melden bij mevrouw Philip, maar bij de rector.’
Donna schrok en keek hem verbaasd aan. ‘Waarom?’
‘Daarom.’
‘U bent een held,’ zei Donna sarcastisch. ‘En wat moet ik als reden opgeven? Meneer Van Delft houdt er niet van dat een leerling hem aankijkt?’
‘Zoiets,’ zei hij korzelig.
In de klas waren de stemmen intussen verstomd; eindelijk had Van Delft de stilte waar hij zo om gesmeekt had. Misschien was het hem alleen daarom te doen, dacht Donna.
‘Wat gebeurt er, man?’ vroeg Mounir hardop. Maar even zei niemand iets.
Donna ging staan en begon haar tas in te pakken. Kah keek haar meelevend aan. ‘Zielig geval,’ zei ze hoofdschuddend. Het kon haar niet schelen of Van Delft haar wel of niet kon horen. Kalm liep ze naar de deur en vertrok.
==
‘Dat is het standaardantwoord,’ zei de rector, nadat ze had gezegd dat ze echt niet wist waarom ze eruit gestuurd was. ‘Vertel het nou maar.’
Donna trok een schouder op. ‘Wat ik ook zeg, u gelooft me toch niet. Een leraar krijgt altijd gelijk, ook als hij het niet heeft.’
De man die aan het nieuwe, futuristische bureaumeubel zat, leek in niets op de vorige rector, meneer Van Sonst. Dat was een stoffig, beweeglijk mannetje geweest, een zenuwpees met altijd hetzelfde bruine colbertje aan dat was bezaaid met allerhande ontbijtvlekken. Als ze zijn leeftijd had moeten schatten, kwam ze ergens in de buurt van de vijfenzeventig.
Deze man was heel anders. Groot en streng, gemillimeterd kapsel, strak in het pak, een stuk jonger en met een kalme blik alsof hij alle tijd van de wereld voor haar had. Misschien had hij dat ook wel, om haar vervolgens natuurlijk op te zadelen met een pak strafwerk waar ze onder zou bezwijken. Donna had hem in de wandelgangen al ‘tiran Terlouw’ horen noemen.
‘Ga zitten.’ Hij wees naar de stoel tegenover hem.
Donna liet zich op de stoel zakken. Ze kende de nieuwe rector alleen van een afstandje, als hij door de hal liep, op weg naar deze kamer. Nu, van dichtbij, had zijn gezicht iets vaag bekends. Hij leek op iemand, maar ze kon zich niet voor de geest halen wie.
‘Wij kennen elkaar nog niet, neem ik aan?’ vroeg hij.
Donna moest zich inhouden om te vragen of hij misschien onlangs op televisie was geweest. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben er dit schooljaar nog niet eerder uit gestuurd, als u dat bedoelt,’ zei ze met een stijf glimlachje.
‘Mijn naam is Terlouw,’ zei de rector. Hij keek Donna strak aan. “Wie bij tiran Terlouw naar binnen moet, kan alle hoop laten varen.” Dat ving ik laatst op toen ik in de kantine langs een groepje leerlingen liep.’
Donna schoot in de lach, ze kon er niets aan doen. Ze voelde dat ze kleurde. ‘Sorry.’
‘Geeft niet. Het klinkt inderdaad grappig,’ zei de rector, maar zijn gezicht bleef keurig in de plooi. Donna drukte onmiddellijk haar lachje weg.
De rector trok een schrijfblok naar zich toe, pakte een pen en hield die erboven. ‘Hoe heet je, en in welke klas zit je?’
‘Donna Mulder, H4C,’ zei Donna.
De rector noteerde het. ‘Nou, nog maar een keer dan: bij wie ben je eruit gestuurd en waarom?’
‘Bij Van... meneer Van Delft van Nederlands. Echt waar, meneer, ik zou werkelijk niet weten waarom, tenzij hij gedachten kan lezen.’
‘Vertel eens.’
‘Hij kan niet lesgeven. En geen orde houden. Daar dacht ik aan. En toen stuurde hij me eruit.’
Terlouw knikte; tikte met zijn pen op het schrijfblok, waarop nu in zwierige letters haar naam en klas geschreven stonden. ‘Hoe vind je het hier op school?’
Donna trok haar schouders op. Wat een vraag. ‘School is een soort gevangenis waarvan ons steeds wordt verteld dat we er voor onze eigen bestwil zitten,’ antwoordde ze. ‘Maar op een of andere manier ontgaat me dat elke dag weer. Dat van die bestwil, bedoel ik.’
De rector draaide zijn stoel een kwartslag naar rechts, naar de pc die op het bureau stond, en liet zijn vingers over het toetsenbord ratelen.‘Donna Mulder, Saturnuslaan 17... Geboren 3 december 1992...’
Donna zag hoe de rector even naar het scherm staarde. Toen draaide hij weer naar Donna. ‘Hoe gaat het thuis?’
Donna schrok van de vraag, en de rector zag het. ‘Pure nieuwsgierigheid, meer niet,’ verklaarde hij. ‘Als het even kan, wil ik jullie allemaal leren kennen. Achter elke leerling zit een verhaal waar de school eigenlijk van op de hoogte zou moeten zijn, zodat het niet helemaal als een donderslag bij heldere hemel komt als er eens iets misgaat. En het leek me een goed idee om te beginnen met de leerlingen die eruit gestuurd worden...’ Hij glimlachte een beetje spottend, maar niet onvriendelijk.
‘Goed hoor,’ beantwoordde Donna zijn vraag. ‘Ik woon alleen met mijn moeder, dat zal daar wel staan.’ Ze knikte naar de monitor op het bureau. ‘Hoewel, op het ogenblik wonen we met z’n drieën. Ze heeft nu even een vriend.’
De rector hield zijn hoofd een tikje schuin. ‘Even?’
‘Nou ja, hij is niet de eerste en zal ook wel niet de laatste zijn,’ antwoordde Donna.
Terlouw knikte. ‘En je vader, zie je die nog wel eens?’
Donna voelde hoe de vraag bij haar binnendrong en afdaalde naar een geheime kamer in haar hart. Ze keek de rector zwijgend aan. Wat raar om zoiets te horen uit de mond van een wildvreemde, hoewel ze nog steeds het gevoel had dat ze de man tegenover haar eerder had gezien.
De rector verbrak de stilte door zijn beide handen op te heffen en ze vervolgens met een klap op zijn bureau te laten neerkomen. ‘Goed, Donna, dat was het, ik moet weer verder.’
‘Welke straf krijg ik?’ vroeg Donna.
De rector schudde kort zijn hoofd. ‘Niets. Iedereen heeft recht op een uitglijertje. Je kunt gaan.’
Verbaasd ging ze staan. ‘Nou... dank u dan maar.’
Terlouw maakte een handgebaar dat het goed was. Donna liep naar de deur.
‘Donna.’
Ze draaide zich om.
‘Als er iets is, als je ergens mee zit, het geeft niet wat... Je kunt hier altijd aankloppen.’
Donna knikte terug, niet wetend wat te zeggen. Was dit nou tiran Terlouw?
‘En geen dingen meer denken waar meneer Van Delft driftig van wordt, oké?’
‘Is goed,’ zei Donna grinnikend. ‘Bedankt voor de tip.’
Buiten, op de gang, zag ze twee meisjes gierend van de lach een lokaal uit struikelen. Op de achtergrond klonk de harde stem van Swierts, die hen naar de rector zond.
‘We gaan eerst naar de kantine, hoor,’ zei het ene meisje tegen het andere nadat ze de deur van het lokaal had dichtgedaan. ‘Dan hebben we als eersten onze tosti’s. Tiran Terlouw doen we wel na de pauze.’ Ze holden lachend weg.
Donna staarde hen na. Door het woord ‘pauze’ werd het gesprekje met de rector onmiddellijk naar de achtergrond verdrongen. Ze keek op haar horloge. Bijna middagpauze, het was zover. Ze moest nú beslissen.
Ze kwam in beweging, liep de gang in. In haar hoofd waaiden de twijfels weer op. Met elke stap die ze deed, kwam er een bij. Stef, ze moest aan Stef denken, voor hém deed ze het.
Nee, ze deed het zelf. Zíj had het geregeld met Lambert, daar was Stef niet aan te pas gekomen.
In haar hoofd wakkerde de wind aan tot een storm. Boven haar hoofd snerpte de bel.
Ze verhoogde haar tempo. Als ze op de afgesproken plek zou zijn, zou haar hoofd tot in de kleinste hoekjes zijn gevuld met tegenstrijdige gedachten, zou er geen ruimte meer zijn voor iets anders dan twijfel. Waar was ze mee bezig?
Maar haar benen bleven gaan; ze was op weg.
Ze liep door de hal, waar de harde stemmen van toestromende leerlingen samenklonterden tot een donderwolk van geluid. Iemand schreeuwde iets naar iemand anders, maar voor Donna waren het woorden zonder betekenis, afkomstig uit een onbekende taal.
Langs de conciërgeloge van Rudie, naar buiten, de stenen trap af, vier treden. Hoe vaak had ze deze route niet gelopen zonder te beseffen waar ze haar voeten zette, in gedachten verzonken, losgeraakt van alles om haar heen en opgesloten in haar eigen hoofd, terwijl haar benen haar als vanzelf brachten naar de plek waar ze nu heen ging?
Nu was ze zich bewust van elke stap.
Buiten was het aangenaam fris. Een bleek zonnetje deed zijn best om tussen de voorbijdrijvende lichtgrijze wolkenflarden door te komen. Diagonaal stak ze het schoolplein over.
Achter de fietsenstalling. De donkere, verticale latten waren hier vochtig door het ontbreken van zonnewarmte. Er lag een pad van twee stroken brede tegels. Voorbij het hek dat eraan grensde, onttrok een wildgroei van hoge struiken de weg aan het gezicht. Hier kwam niemand, tenzij je er echt moest zijn.
Uitglijertje. De rector moest eens weten wat ze nu ging doen.
Het voelde hier kouder dan op het plein. Donna huiverde, wreef een paar keer krachtig over haar bovenarmen, leunde tegen de houten wand en wachtte. Meer hoefde ze niet te doen volgens Lambert. Alleen maar wachten tot er ‘klanten’ verschenen. ‘Gemakkelijker kun je het niet verdienen,’ hoorde ze zijn stem in haar hoofd zeggen.
Achter de struiken klonk het zoef-zoef van passerende auto’s. Onder haar jack bonsde haar hart.
Nergens aan denken, gewoon wachten, hield ze zichzelf voor. En als er iemand kwam, gewóón doen.
Ze schoof de mouw van haar jack omhoog, keek op haar horloge. De pauze was tien minuten bezig. Nog vijf minuten en ze hield het voor gezien.
Achter zich hoorde ze voetstappen, gevolgd door stemmen. Brugklasstemmen. Opgewonden taal over lastige leraren en te veel huiswerk. Daarna het wegstervende geluid van fietsbanden die over straattegels reden.
Stilte. Donna ritste haar jack open, liet haar hand in het tasje op haar buik glijden en bevoelde de zakjes. Vijfentwintig euro voor vier pilletjes, vijftig voor een zakje poeder. De namen die erbij hoorden weigerde ze tot haar gedachten toe te laten.
Weer voetstappen, maar nu aan de zijkant van de stalling. Eerst aarzelend, toen doelgericht.
Het geluid kwam nu zo dichtbij dat er geen twijfel meer mogelijk was: dit was iemand die háár zocht.
Donna merkte dat ze haar adem inhield. Ze hoorde haar eigen hartslag.
Opeens stond hij daar. Jesper. Schrik op zijn gezicht. Daarna een vreemde, verwrongen glimlach. ‘Wat doe jij hier?’
Het duurde een paar seconden voordat Donna haar stem weer gevonden had. ‘Die vraag kan ik ook aan jou stellen.’
Jesper trok zenuwachtig met zijn mondhoeken, stak zijn handen diep in de zakken van zijn spijkerbroek en sloeg zijn ogen neer. Alsof hij op de bus stond te wachten.
‘Wat kom je doen, Jesper?’ vroeg Donna. Terwijl ze op zijn antwoord wachtte, luisterde ze naar het geluid van de voortrazende auto’s. Twee eenden vlogen kwetterend over. Heerlijke, onschuldige geluiden. ‘Gebruik jij soms ook?’
Eindelijk keek Jesper haar weer aan. Haar hart bonkte in haar keel.
‘Of kom je hier voor Stef?’ Haar rug kwam los van de stalling. ‘Kom je hier drugs kopen voor Stef?’ Jespers ogen lichtten op. ‘Ja.’ Hij haalde een hand uit zijn zak, wees naar haar met een priemende vinger. ‘Van jóú.’
‘Dombo...’ Donna hoorde het zichzelf zeggen, maar kon tegelijkertijd nauwelijks geloven dat het uit haar mond kwam.
Jesper glimlachte misprijzend. ‘Hoor wie het zegt! Ben je soms een nichtje van Moeder Teresa? Jij krijgt hier natuurlijk niets voor, je bent hier zeker alleen maar gekomen om míj te betrappen.’
Donna wist dat ze een gruwelijke fout had gemaakt. Zo een die je de rest van je leven niet meer zou vergeten. Ze voelde hoe haar keel samenkneep, alsof ze zojuist iets onvoorstelbaar bitters had doorgeslikt. ‘Rot op! Ga weg!’ riep ze. Ze duwde Jesper tegen zijn borst.
Jesper duwde terug.
Donna gleed uit en viel. Ze belandde met haar achterste op de tegels en met haar schouder tegen een metalen pijler van de fietsenstalling. Het deed pijn.
Jesper keek op haar neer. Hij deed zijn mond open om iets te zeggen, maar bedacht zich. Hij maakte een wegwerpgebaar, draaide zich om en liep weg.
Donna krabbelde overeind. ‘Jesper!’
Maar hij was al om de hoek verdwenen. ‘Lul!’ schreeuwde ze hem na. Ze sloeg het vuil van haar billen, wreef over haar pijnlijke schouder. ‘Lul,’ herhaalde ze zacht in zichzelf. En toen: ‘Trut.’
Pas toen ze een traan op een tegel zag vallen, had ze door dat ze huilde.
15
‘Je ziet er beroerd uit, broertje, maar je hoeft je zo niet meer te schminken, da’s mooi meegenomen.’
Anouk. Ze wilde maar niet naar Utrecht vertrekken. Jesper had tot nu toe nooit de geringste drang gevoeld om na de havo te gaan studeren, maar nu begon hij toch te twijfelen. Als je zoveel vrij had als Anouk, was de universiteit the place to be.
‘Wat is er eigenlijk gebeurd?’ vroeg zijn moeder. Op de lepel in haar hand dreef een stukje appel in een laagje kwark. Geen calorie te veel. Ze boog zich naar hem toe om de schade aan zijn oogkas van dichtbij te inspecteren. Dat oog. Elke keer als hij zichzelf in de spiegel zag of als iemand er een opmerking over maakte, werd hij in gedachten teruggesleurd naar die donkere steeg. Stef, de gloeiende kroketten, Sidneys elleboog die hem keihard raakte, Sidneys angst die bijna tastbaar was geweest...
Jesper verdrong de harde, donkere beelden en antwoordde: ‘Een ongelukje, mam, niets bijzonders.’
Om te voorkomen dat hij moest antwoorden wanneer hem nog een vraag gesteld werd, nam hij een grote hap van zijn toast. Woedend keek hij naar zijn zus, die vals naar hem grijnsde.
‘Gevochten, zeker?’ drong ze aan.
De krant aan de andere kant van de tafel ging naar beneden, waardoor zijn vader zichtbaar werd. ‘Wie heeft er gevochten?’
‘Jesper,’ zei Anouk.
Jesper schudde zijn hoofd en hij slikte zijn toast door. ‘Niet waar.’
‘Maar broertje, vertel ons dan eens even precíés hoe jij aan dat paarse oog komt.’
‘Bemoei je er niet mee.’
‘Maar pap wil het weten. Toch, pap?’
Jesper voelde dat zijn gezicht begon te tintelen. Hij wierp een messcherpe blik op Anouk. ‘Bemoei je er niet mee,’ zei hij nog eens, zo rustig mogelijk.
‘Zie je wel, hij heeft gevochten.’
‘Als je het echt weten wilt: ik was met mijn scooter bezig, ik kwam omhoog en knalde met mijn gezicht tegen het stuur, nothing else,’ loog Jesper, terwijl hij de beurse huid rond zijn oog betastte.
‘Waarom geef je nou niet gewoon toe dat je op je vriendinnetje wilt lijken?’ zei Anouk.
Weer ging de krant naar beneden. Zijn vaders interesse was gewekt. ‘Welk vriendinnetje?’
Jesper staarde naar Anouks bevroren, uitdagende glimlach. Ergens uit zijn maag welde een onweerstaanbare aandrang op om haar iets vreselijks aan te doen.
‘Ik heb Jesper een paar dagen geleden met een meisje gespot, en aan haar kleding te zien had hij haar met zorg uitgezocht,’ ging Anouk door. ‘Of zij hem. Ze waren in ieder geval two of a kind.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg zijn moeder. Ze klonk zowel geamuseerd als nieuwsgierig.
‘Ze had net zo’n carnavalspakje aan als Jesper en was ook zo opgemaakt. Het enige verschil was eigenlijk dat zij een meisje was. En, o ja, ze had een lui oog dat ze beschilderd had met paarse oogschaduw. Dus Jesper zal wel hebben gedacht: ik wil ook een paars oog. Wat romantisch!’
Haar schaterlach bonkte op zijn schedel.
‘Hoe heet ze?’ vroeg zijn vader. Hij had de krant opgevouwen en naast zijn stoel laten vallen, iets wat hij in Jespers herinnering nooit eerder had gedaan halverwege het ontbijt. Zijn gezicht was een en al belangstelling, ook al iets wat Jesper nooit eerder had gezien. Hij keek zijn vader vluchtig in de ogen en zocht naar de gedachten die erachter schuilgingen. Het duurde maar enkele seconden voor hij het zag: zijn vader was opgelucht. Zijn zoon was met een meisje gesignaleerd. Hij was dus geen homo.
Hij kon hier niet meer tegen.
‘Wel apart, broertje, dat oog.’
Jesper keek Anouk weer aan. In zijn rechterhand was zijn toast bezig af te koelen.
‘Bij háár bedoel ik,’ verduidelijkte Anouk. ‘Creepy. Ze zag eruit als een mislukte versie van de bruid van Dracula.’ Daar was de grijns weer, gevolgd door een harde lach.
Moordlust. Wat hij voelde was pure moordlust.
‘Nu ophouden, Anouk,’ gebood zijn vader.
Jesper keek hem van opzij aan. Alweer iets wat hij nooit eerder had gedaan hun gebekvecht onderbreken.
Zijn moeder ging rustig door met haar caloriearme kwark.
Iets zei Jesper dat zijn ouders vanaf dit moment desnoods de grond zouden kussen waarover hij liep, zolang hij maar met een meisje was.
Hij kon hier niet meer tegen.
‘Ach, in het begin moet je niet zo kritisch zijn,’ besloot Anouk haar treiteraanval. ‘Wees blij dat er een meisje is dat zich net zo belachelijk uitdost als jij.’
Jespers zenuwen begaven het. Hij stoof op en gooide zijn nog volle beker thee over haar heen.
Anouks grijns verdween spoorslags en maakte plaats voor een blik van ontzetting. Met stoel en al schoof ze abrupt weg van de tafel, hield verbijsterd haar opgeheven armen naast haar lichaam en keek Jesper met open mond aan.
Zijn moeder vloog op. ‘Naar de kraan, vlug! O god, gloeiende thee!’
‘H-het is niet zo e-erg heet meer,’ bracht Anouk hortend uit. Met haar beide handen veegde ze thee van haar gezicht en trok bij de natte vlek haar t-shirt los van haar lichaam. ‘Maar als dat wel zo geweest was...’ Licht hijgend sloeg ze haar ogen op naar Jesper. Jesper zag haar ineengedoken gestalte even schokken. Haar schrik vertaalde zich alsnog in enkele snikken.
Terwijl zijn hart zwaar in zijn borstkas bonkte, drong tot hem door wat hij zojuist gedaan had.
‘Ben jij verdomme wel helemaal goed wijs, Jesper?’ Zijn vader had altijd een paar seconden nodig om kwaad te worden, maar dan was hij het ook echt. Met een furieuze blik kwam hij om de tafel heen lopen. Even dacht Jesper dat zijn vader hem zou slaan, maar hij hield zijn pas in. ‘Wat is er met jou aan de hand? Snap je niet wat voor gevolgen zoiets kan hebben?’
Jespers mond was kurkdroog. Hij keek zijn vader verbouwereerd aan. ‘Sorry,’ bracht hij uit, ‘ik... Anouk...’ Hij maakte een machteloos gebaar, stapte langs zijn vader heen, liep naar de hal en vluchtte het huis uit.
==
Met een luide klik van het slot legde Jesper zijn scooter vast aan de lantaarnpaal tegenover de garage. Hij kwam overeind en staarde een paar seconden naar de deur. Erachter klonk een gedempte akkoordenreeks, gevolgd door de stem van Stef.
Hij had geen pilletjes bij zich en wist nog steeds niet wat hij daarover tegen Stef moest zeggen. Hij had er al sinds gisteren een zwaar gevoel van. Stef hield niet van tegenvallers. Welke verklaring Jesper ook bedacht, het kon twee kanten op: óf Stef zou het accepteren, óf hij zou ontploffen en hem de garage uit schoppen, voor altijd desnoods. Als het om zijn spul ging, was Stef onberekenbaar.
Maar hem vertellen dat de dealer Donna bleek te heten, dat ze luisterde naar een achternaam die begon met een M en eindigde op een r, en dat ze bij hen op school zat, daar begon Jesper niet aan. Blijkbaar wist Stef niet dat Donna dit deed, anders had hij de pillen wel rechtstreeks aan haar gevraagd. De vraag was natuurlijk waaróm hij dat niet wist. Jesper kon het niet volgen, maar zijn gevoel zei hem dat Stefs woede op de loer zou liggen als hij het hem zou vertellen. En dan moest je oppassen. Dat wist Frank, dat wist Sidney Dollar en god wist wie nog meer. Iedereen die met Stef te maken kreeg, wist dat hij gevaarlijk kon worden. Daar had Jesper vanmorgen nog gebruik van gemaakt, toen Stanley en Sylvester hem hadden opgewacht in het fietsenhok. Voordat ze ook maar iets hadden kunnen doen van wat ze van plan waren vanwege hun vriend Dollar, had hij gezegd: ‘Als je mij aanraakt, neemt Stef Dagelet jullie vandaag of morgen te grazen. En dat doet hij grondig, vraag maar aan Sidney.’ Verbluft hadden de jongens elkaar aangekeken. Vervolgens had Sylvester dreigend zijn wijsvinger onder Jespers neus geduwd en gezegd: ‘Jij krijgt één waarschuwing, man, één. Goed begrepen?’ Maar aangeraakt hadden ze hem niet.
Nee, Donna mocht haar geheimpje fijn zelf vertellen, als het zover kwam. Het voelde ook als een soort revanche voor hun bizarre ontmoeting achter de fietsenstalling. Als Jesper daaraan terugdacht, bespeurde hij boosheid bij zichzelf, al wist hij eigenlijk niet precies waarom. Net zomin als hij goed begreep waarom Donna tegen hem zo geflipt was. Ze waren daar allebei voor hetzelfde geweest, so what? Maar dat was al gebeurd en achter de rug.Waar het nu om ging, was Stef op het juiste moment in te lichten. Als hij daar de kans voor kreeg, tenminste.
Terwijl hij naar de deur liep, wenste hij dat een pilletje had om zichzelf op te beuren. Je had klotedagen die met een hoofdletter geschreven moesten worden, en vandaag was er een van.
Toen hij over de drempel stapte, werd zijn zicht onmiddellijk vertroebeld door de rokerige schemer. Hij knipperde een paar keer en kon toen vaag Colin achter zijn drumstel onderscheiden, Mark met zijn gitaar en ten slotte ook Stef, met de microfoon in één hand, terwijl de andere in een bepaald ritme gebaarde naar Colin.
Mark zag hem als eerste en stak zijn hand op.
Jesper deed de deur achter zich dicht en liep de garage in. Op de lage tafel stonden een volle asbak en wat lege bierflesjes. ‘Hey boys,’ zei hij.
Nu keken ze alle drie tegelijk naar hem. Er was iets.
‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘Frank is er niet,’ zei Mark.
‘Nee, dat zie ik. Waar is hij dan?’
‘Ziek,’ antwoordde Colin. Hij sprak het woord uit alsof er een smerige smaak aan zat.
‘Ziek,’ zei Jesper hem na.
‘Misselijk, hoofdpijn, koorts – in ieder geval erg genoeg om niet meer te kunnen bassen.’
‘Zo zet hij ons voor het blok,’ zei Mark. ‘Over drie dagen is het jaarlijkse Rebel Rock in sporthal de Grote Noord. Drieduizend man, niet te missen. Vijfentwintig bands uit het hele land hebben zich ingeschreven, en er zijn er vijf uitgekozen, waaronder wij. En nu dit.’
‘Maar gisteren...’ Jesper liet Marks woorden even bezinken en knikte. Hij snapte het. Hiermee nam Frank wraak op Stef. Gisteren op school had hij nog verzekerd dat hij ‘natuurlijk’ van de partij zou zijn, dat zonder hem de Sweet Black Angels niet zouden klinken zoals het zou moeten. Hij zou gelijk krijgen. Zonder bassist zouden ze helemaal níét klinken, want dan konden ze niet optreden.
‘Shit,’ zei Jesper zacht. Hij keek naar Stef, die totnogtoe had gezwegen en hem, met de microfoon tegen zijn kin geduwd, peinzend aankeek.
‘En nu?’
‘Hij heeft ons bij de ballen,’ zei Colin. ‘Maar de eerstvolgende keer dat ik hem zie, gaat hij eraan, dat beloof ik jullie plechtig.’
‘Maar daarmee hebben we zaterdag nog geen andere bassist,’ stelde Mark nuchter vast. ‘Ik ben bang dat we moeten afzeggen.’
Eindelijk deed Stef zijn mond open. ‘No way.’
‘Maar wat dan?’ vroeg Mark.
Stef keek weer naar Jesper. ‘Kun jij niet spelen, Jesp?’
Jesper schoot in de lach. ‘Als er íéts is wat ik graag zou willen, is het dat, Stef, maar ik ben bang dat ik net zo muzikaal ben als een krijsende baviaan.’
‘Dat is ernstig,’ zei Colin. Hij keek erbij als een arts die zojuist een ongeneeslijke ziekte had vastgesteld.
Op Stefs gezicht verscheen een miniem lachje, waarna hij nadenkend een sigaret opstak, inhaleerde en met kracht de rook uitblies. ‘Zo gek op muziek en tegelijkertijd amuzikaal, ik vind het maar raar,’ zei hij.
‘Nou ja, ik ben wel een voortreffelijke luchtgitarist.’
‘O jee, ben jij er ook zo een...’ zei Colin. ‘Spelen zonder gitaar. Hondsmoeilijk lijkt me dat. Gelukkig staat er op de achtergrond een cd op. Dat maakt het een tikje eenvoudiger.’ Hij grinnikte spottend.
‘Ik doe het mét gitaar, hoor,’ zei Jesper. ‘En niet zomaar een. Ik heb dan de Flat Head Showmaster van Donny Demon voor mijn buik hangen . Dan lijkt het toch wel wat echter, al zeg ik het zelf.’
‘Wát zeg je nou?’ zei Stef. ‘De Fender van Donny Demon?!’
Jesper vertelde hem over het optreden van Sweet Sin op zijn vorige school en de verloting van de gitaar. Hij zei er niet bij dat die gebeurtenis zijn leven had veranderd.
‘En daar speel jij nu op?’
‘Nou ja, spelen...’ zwakte Jesper af.
‘Waar doe je dat?’ vroeg Mark.
‘Op mijn slaapkamer,’ bekende Jesper met een beschaamd glimlachje.
‘Het is dus net zoiets als rukken,’ vond Mark. ‘Omdat je geen meisje hebt, moet het maar in je fantasie. Wel een beetje zielig.’
Jesper forceerde een glimlachje.
‘Wist je dat daar wereldkampioenschappen in worden gehouden?’ zei Colin. ‘Woest belachelijk.’
‘Ja,’ zei Mark, ‘ik heb er wel eens iets over gelezen. Je moet een verplicht nummer doen en eentje naar keuze. Net kunstschaatsen.’
‘Eveneens voor mieten,’ zei Colin. Hij schaterlachte en keek vervolgens naar Jesper met een blik alsof hem nu eindelijk duidelijk was geworden dat er een sukkel tegenover hem stond.
Jesper had ineens zo’n gigantische spijt van zijn bekentenis dat hij een acute hoofdpijn voelde opkomen. ‘Mark heeft weer eens iets gelezen,’ probeerde hij het gesprek een andere wending te geven. ‘Word je daar nou nooit gek van, Mark, van al die letters?’
Mark haalde zijn schouders op.
‘Ik heb een idee,’ zei Stef opeens. Zijn ogen gleden naar Mark. ‘Mark, jij kon toch ook een beetje bassen?’
‘Alleen niet te moeilijke lijntjes,’ antwoordde Mark. Hij zuchtte. ‘En alleen als het écht moet. Bassen is niet zo mijn ding, weet je.’
‘We zijn nu zover dat het “echt moet”, denk je ook niet?’ Er viel een stilte, waarin Stef een trekje van zijn sigaret nam en hen beurtelings aankeek.
‘Je gaat me toch niet vertellen dat je Jesper wilt laten faken op zijn Fender, hè?’ zei Colin. ‘Alle gitaarpartijen moeten dan schoon op de band, in de volgorde van de songlist. Dat lukt nooit voor zaterdag.’
Stef knikte bevestigend. ‘Dat weet ik, dat gaat niet. Maar ken jij Freek Gelling nog?’
Die naam zorgde voor een nieuwe stilte.
Colin trok een gezicht en maakte een wegwerpgebaar.
‘Bedoel je Freek the Freak?’ zei Mark.
Stef knikte weer. ‘Ja, die. Een fantastische gitarist. Voor een extra zakcentje speelt die alle partijtjes binnen een uur, probleemloos. Kan hij weer een portie wiet kopen.’
Colin lachte spottend en sloeg twee keer met zijn stokken op de drums. ‘Jezus, Stef, Freek Gelling is misschien een snarenduivel, maar hij heeft intussen wel al zijn hersencellen stukgeblowd. Die man weet zijn eigen naam niet meer! Wou je hem naast ons op het podium zetten? Dan sla ik geen een fatsoenlijke beat die avond, dat kan ik je verzekeren. Ik bedoel, wij zien er misschien freaky uit, maar Freek is écht weird. Ik vind hem een creep. Ik doe het niet hoor, no way. Ander plannetje graag.’
Stef grijnsde, pakte een flesje bier van de lage tafel en nam een grote slok. ‘Maar het is helemaal niet de bedoeling dat hij naast je komt staan, Col,’ zei hij. Hij draaide zijn hoofd naar Jesper. ‘Zin om op te treden voor drieduidend man, Jesp?’ Hij wachtte even. ‘Kijk niet zo angstig, man. Dit is toch waar je van droomt als je op je slaapkamer staat te playbacken op je Fender?’
‘Wat ben je nou van plan, Stef?’ riep Colin geërgerd. ‘Zeg op.’
‘Zo, Col.’ Hij keek weer naar Jesper. ‘Nou, zeg het eens, Jesp. Wil je voor één avond de grootste gitaarheld van Nederland zijn, of niet?’
Jesper staarde Stef aan en grijnsde. ‘Met de Sweet Black Angels op het podium? Tuurlijk wil ik dat!’
Stef knikte. ‘Dat is dan geregeld.’ Hij zag er ineens intens tevreden uit. ‘Probleem opgelost, Col.’
‘Wil je ons nu ook eens vertellen wat voor prachtig plan jij in je hoofd hebt?’ vroeg Colin met stijgend ongeduld in zijn stem.
‘Als-je-blieft?’ smeekte Mark.
‘Oké,’ zei Stef. ‘We doen het zo...’
‘Hé Stef, by the way... ik heb geen eh... spul,’ zei Jesper. ‘Er kwam iets tussen.’
Op Stefs gezicht lag nog steeds de tevreden glimlach van daarnet. Hij keek Jesper aan, maar leek in gedachten ver weg, waarschijnlijk bij het optreden van zaterdag in de Grote Noord. ‘Geeft niet, Jesp,’ zei hij afwezig. ‘No big deal.’ Toen wendde hij zich weer tot Colin en Mark, en begon te vertellen wat hij van plan was.
16
Het was zaterdag. Donna’s moeder had nauwelijks tijd om te eten, omdat ze aan één stuk door zat te praten. Het ging over van alles en daardoor over niets, viel Donna op: dat ze zo goed geslapen had, dat de supermarkt waar ze werkte van plan was het assortiment aanzienlijk uit te breiden, dat er misschien sneeuw op komst was, dat haar lagerugpijn goeddeels over was. Ze leek te lijden aan een aanval van kletsomanie, een woord dat Donna ooit zelf had bedacht voor mensen die constant zinnen uitspraken zonder dat ze zich druk maakten om de betekenis ervan. Maria Wessels, met wie ze in de tweede had gezeten, was zo iemand geweest. Maar haar moeder kende ze zo niet, die was eerder nogal zwijgzaam. Alleen toen ze net met Lambert was, had ze er last van gehad, maar dat tortelduivengedoe was gelukkig al een tijdje voorbij. Wat was er toch aan de hand? Donna dronk van haar thee en hield zich geconcentreerd bezig met het eten van haar crackertje, in een poging zich af te schermen voor de stem van haar moeder.
Ze keek naar Lambert, die zat te luisteren met een geamuseerde trek op zijn gezicht. Zo direct, als haar moeder naar haar werk ging, zou ze het hem vertellen. Langer uitstellen kon niet, ze moest het uit haar hoofd bannen. En ze ging hem niet alleen zeggen dat hij maar een andere drugskoerier moest zoeken, maar ook dat...
‘... vanmiddag kijken voor een nieuw huis. Ik heb er toch zó’n zin in.’
Donna’s hand, die met het laatste stukje cracker naar haar mond op weg was, bleef hangen. ‘Wie? Welk huis?’
‘Wij,’ antwoordde haar moeder opgetogen. Vergenoegd trok ze haar hoofd tussen haar schouders en reikte over de tafel naar Lamberts hand. Lambert sloot de zijne eromheen. ‘In de planetenbuurt. Een groter huis, jij een grotere kamer. Is het niet geweldig, Donna?’
Lambert grijnsde zijn tanden bloot. ‘Het is een prachthuis, Donna,’ zei hij. ‘Je zult het geweldig vinden.’
Donna legde haar cracker terug op haar bordje. ‘Maar... daar hebben we toch helemaal geen geld voor?’ wierp ze tegen.
Lambert maakte een wuivende handbeweging. ‘Ach, geld,’ zei hij, en hij keek haar een ogenblik met een doordringende blik aan. ‘Dat lost zichzelf wel op.’
‘Lost zichzelf wel op...’ zei Donna hem langzaam na.
‘Verpest het nou niet door over zoiets onbelangrijks als geld te beginnen, Don,’ kwam haar moeder tussenbeide . ‘Lambert heeft gelijk: daar komt wel een oplossing voor. Hij heeft trouwens te horen gekregen dat hem een leuk erfenisje van een ongetrouwde oom te wachten staat. En daarbij: ik werk toch gewoon?’
‘Een leuk erfenisje,’ zei Donna, met haar ogen nadrukkelijk op Lambert gericht. ‘Wat een toeval. Komt dat even mooi uit.’
Lamberts glimlach leek op zijn gezicht gebeiteld.
‘Over werk gesproken...’ Donna’s moeder keek op haar horloge en ging abrupt staan. ‘Ik had al onderweg moeten zijn! Ik kan Frans hier al horen kankeren!’ Binnen een minuut had ze haar jas en schoenen aangetrokken, en kuste ze Lambert en Donna gedag.
De deur werd dichtgeslagen. Buiten hoorde Donna haar moeders voetstappen wegsterven. Er reed nog een auto voorbij en toen was het stil. Doodstil.
Donna probeerde het gevoel van lichte paniek te onderdrukken dat zich langzaam van haar meester maakte.
‘Je lijkt helemaal niet zo gelukkig met het blijde nieuws, Donna,’ zei Lambert.
‘Nee, klopt,’ gaf Donna toe. Ze ging wat meer rechtop zitten om zich zekerder te voelen. Kom op, dacht ze, doe het. Ze sprak de openingszin uit die ze had ingestudeerd. ‘Het is me niet gelukt, trouwens.’
‘Wat niet?’
‘Om je spul...’ Donna kneep haar ogen een tel dicht, schudde haar hoofd en dwong zichzelf toen Lambert recht aan te kijken. ‘... om je drugs te verkopen.’
‘Last van plankenkoorts, zeker? Dat is normaal hoor, de eerste keer.’ Lambert keek welwillend terug.
‘Nee. Het gaat gewoon niet. Ik doe het niet.’
Verbaasde blik. ‘O?’
Donna ademde diep in. ‘En ik wil dat je verdwijnt. Uit dit huis, uit ons leven. Karina verdient beter dan een drugsdealer.’ Terwijl ze wachtte op Lamberts reactie, luisterde ze naar haar eigen hartslag.
‘Donna, Donna...’ Lambert schudde nauwelijks merkbaar zijn hoofd en glimlachte alsof zijn aardige, maar achterlijke nichtje tegenover hem zat. ‘Ik ben geen... drugsdealer.’ Hij sprak het uit op een toon alsof hij het woord niet kende. ‘Ik ben op de goede weg. Dit is niets meer dan...’ – hij maakte een soort wegwerpgebaar – ‘... dan de naweeën van mijn vorige leven, toen ik nog tussen de klauwen van Satan geklemd zat. Ik wil verder met je moeder, echt. Maar ik heb dringend geld nodig, onder andere voor de verhuizing. Ik móét dit gewoon nog even doen.’
Donna kon haar commentaar niet voor zich houden: ‘Om je “erfenisje” te verdienen zeker.’
‘Hierna is het over, ik beloof het,’ zei Lambert, zonder op haar opmerking in te gaan. Hij zweeg even. Zijn ogen fonkelden, zijn glimlachje was vlijmscherp. ‘Misschien gaan we wel trouwen, Donna. Ik beloof je dat ik een goede vader zal zijn.’
Donna vergat adem te halen. Haar hart sloeg over en er daalde iets zwaars neer in haar maag. ‘Jij bent mijn vader niet en dat zul je nooit worden ook,’ zei ze zo kalm mogelijk, maar ze hoorde zelf hoe haar stem trilde.
Lambert trok een zuinig mondje. ‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn.’
Rustig blijven, dacht Donna. ‘Het is over, Lambert,’ zei ze. ‘Je maakt er zelf een eind aan, of ik vertel alles tegen Karina.’ Haar hart ging intussen tekeer alsof ze een sprint van honderd meter had getrokken.
Lambert staarde een paar tellen naar zijn vingers, waarmee hij op het tafelblad trommelde. Hij keek op, keek haar aan. Het glimlachje was weg. Zwijgend ging hij staan en liep om de tafel heen.
Onwillekeurig drukte Donna zich tegen de rugleuning van haar stoel.
Lambert ging op de punt van de tafel zitten, nauwelijks een halve meter bij haar vandaan. In zijn ogen lag een koude blik. ‘Mensen vertellen zoveel, Donna,’ zei hij, weer met die slepende, zachte stem. ‘Eigenlijk bestaat het hele leven uit verhalen. Verhalen die je over jezelf vertelt, over anderen. We verzinnen ons leven, als het ware. De kunst is om ervoor te zorgen dat de mensen je geloven.’
Donna’s handen knepen in de leuningen van haar stoel. Zijn honingzoete toon, de doortrapte manier waarop hij haar vertrouwen probeerde te winnen, de mooie pakken waarmee hij zijn rotte innerlijk onzichtbaar maakte... Waarom was ze zo blind geweest? Ze haatte hem. Nog nooit had ze iets zo zeker geweten.
‘Ik kan bijvoorbeeld tegen Karina vertellen dat jij eigenlijk een kleine, jaloerse bitch bent die haar jonge, sexy lichaam in de strijd gooit om haar moeder af te troeven.’
‘Hè?’
‘Om het in gewoon Nederlands uit te drukken: dat je vanaf het moment dat ik hier een voet over de drempel zette, als het eerste het beste sletje hebt geprobeerd me te verleiden.’
Donna staarde hem een paar tellen verbluft aan en kon het niet helpen dat ze moest lachen. ‘Jij bent... écht gek! Alsof ze dat zou geloven.’
‘Durf je het uit te proberen?’ vroeg Lambert onverstoorbaar. Zijn blik was intens en zelfverzekerd. Hij twijfelde niet aan de uitkomst.
Donna ineens des te meer.
‘Luister, Donna,’ ging hij door. ‘Zo nu en dan maak ik misschien een kleine misstap, maar duw me nou niet van het rechte pad af. Het komt allemaal goed, heus. Zodra we in het nieuwe huis zitten...’
Donna onderbrak hem met een heftig hoofdschudden. ‘Nee. Je moet weg, hoor je? Weg!’ Ze verschoof op haar stoel en voelde hoe haar t-shirt aan haar rug plakte. Ze wilde hiervandaan, weg bij Lambert. ‘Ik ga naar school,’ zei ze ferm. ‘En als ik vanmiddag terugkom...’
Toen ze wilde gaan staan, hield Lambert haar tegen en drukte haar terug op de stoel.
‘Nou moet jij eens goed naar mij luisteren, meisje,’ siste hij. ‘Ik beloof je dat ik Karina ervan zal overtuigen dat jij heel anders bent dan je je voordoet. En mocht dat niet helpen, dan sleur ik je mee in mijn val.’ In de hand die hij ophief, lag het broodmes dat haar moeder net nog had gebruikt. Het lemmet priemde in haar richting. ‘Ik heb geleerd om mijn eigen boontjes te doppen, Donna, op alle mogelijke manieren. En ik zal uiteindelijk elk middel gebruiken tegen iemand die mij blijft dwarszitten, geloof me maar.’
Donna zat als verlamd in haar stoel. De aanwezigheid van Lambert maakte haar opeens onpasselijk.
Weer die wijsvinger. ‘Denk daaraan, voordat je domme dingen doet. Of zegt.’ Hij wipte van de tafelpunt en liep van haar weg naar het gangetje.
De buitendeur ging open en sloeg daarna met een klap dicht. Lamberts voetstappen klonken op de stoep, vervaagden en losten op in het niets.
Donna ademde langzaam om haar hartslag in bedwang te krijgen. Het ging niet. Haar ademhaling stokte, en meteen daarna voelde ze de schokjes in haar keel en in haar borst. Ze had zich zo heilig voorgenomen om Lambert te trotseren dat de teleurstelling over haar tranen nu dubbel hard aankwam. Ze kropen over haar oogranden, gleden over haar wangen.
Wat kon ze tegen hem beginnen? Ze was machteloos. Ze waren aan hem overgeleverd. Een vader, dacht ze, een vader zou nu welkom zijn, al woonde hij ergens in Timboektoe. Ze zou hem kunnen mailen of bellen voor hulp. Eerste Hulp bij Rampen. Als hij dat per se wilde, mocht hij hen daarna weer in de steek laten. Ondanks haar tranen moest Donna om zichzelf glimlachen toen ze haar ogen dichtdeed en een man met brede, sterke armen voor zich zag die Lambert eerst alle hoeken van de kamer liet zien voordat hij hem de straat op smeet.
Ze veegde het waas uit haar ogen, zocht een pakje papieren zakdoekjes in de keuken en snoot haar neus. Ze ging naar boven, naar de badkamer. Keek in de spiegel. Ze zag er afschuwelijk uit. Haar mascara was uitgelopen en vlekkerig uitgesmeerd over haar gezicht. Het rood van haar lippen stak er scherp tegen af. Ze was een mislukte, enge clown. Ze draaide de warme kraan open, liet het water over een washandje stromen, maakte haar gezicht schoon en keek zichzelf weer aan. Het rood rond haar oogranden verraadde dat ze gehuild had. ‘En nu, Donna Mulder?’ vroeg ze hardop. ‘Wat doen we nu?’ Zwijgend bleef ze haar spiegelbeeld een poosje aanstaren. Ze voelde zich naakt zonder make-up. Wat een onzin toch eigenlijk. Misschien moest ze veranderen. Geen metal meer, geen make-up meer, weg ermee. Geen masker meer. En dan verdwijnen. Naar de andere kant van de wereld. Opnieuw beginnen, zonder Karina, zonder Lambert. Zonder Stef. En Jesper... Ze dacht weer aan de scène achter het fietsenhok.
Op het moment dat het gebeurde, wist ze niet precies waarom het zo vreselijk was, maar nu wel. Het ging niet om Stef. Stef en drugs, dat was geen nieuws. En dat iemand die voor hem haalde ook niet. Iederéén deed altijd alles wat Stef wilde. Het ging om Jesper zelf. Ze wist dat ze niks te maken had met wat hij deed, en toch voelde ze zich verraden. De jongen die popcorn en cola voor haar haalde in de pauze van een Al Pacino-film, die wist dat ze een gigantische hekel aan school had en aan wie ze haar toekomstdroom had verteld: later een eigen kledingzaak beginnen voor jongeren, een winkel waar volwassenen ab-so-luut niet zouden worden toegelaten, no way, zelfs niet met een dikke portemonnee. Die jongen moest zich niet bezighouden met die vuiligheid. Ook al had zij daar niets over te zeggen. Het speet haar echt dat ze hem een lul had genoemd, al was hij het wel. Of alleen op dat moment? Ze wist het zelf niet meer, ze wist niets meer. Wat was er toch met haar aan de hand? Waarom was haar leven zo’n puinhoop?
Donna wendde haar ogen af van de spiegel en verliet de badkamer. De trap af.
Toen ze zich op de bank in de huiskamer liet ploffen, voelde ze haar mobieltje in haar broekzak trillen. Een berichtje van Stef waarschijnlijk. Ze haalde de gsm tevoorschijn en klapte hem open. Het was niet van Stef.
==
ha don. ben je nog boos? zand erover, maar dan moet
je wel nu meteen een film bij me komen kijken. jesper
==
Zuchtend sloeg Donna haar ogen op naar het plafond, dacht even na en besloot zich toch maar weer op te maken.
==
Ze wachtte tot Jesper erover zou beginnen, maar dat deed hij niet, en na een kwartier kletsen over alledaagse onzin was het alsof ze nooit in het fietsenhok waren geweest.
‘Veel mensen zien dit als een tussendoortje van Pacino, maar ik vind het een van zijn beste rollen,’ zei Jesper. Hij drukte op de pauzeknop van de afstandsbediening en liep naar de keuken om iets te drinken te halen.
De film heette The Devil’s Advocate. Keanu Reeves was de advocaat die was overgeleverd aan de duivel, gespeeld door Al Pacino. Reeves’ vriendin, die doorkreeg hoe het zat, werd langzaam maar zeker krankzinnig. Je zag het toeval waar je het wilde zien, dacht Donna. Ze begreep opeens helemaal wat die vriendin moest doormaken. Ook zij had het gevoel dat bepaalde mensen om haar heen een masker droegen waarachter iets duisters schuilging, en dat zij de enige was die dat zag.
Jesper kwam de keuken uit met twee glazen sap en een zak chips.
Donna stelde de standaardvraag waarop het antwoord per film verschilde: ‘Waarom is Pacino de beste duivel van Hollywood, Jes?’
Jesper trok de zak chips open. ‘Door Pacino geloof je dat de duivel echt bestaat,’ antwoordde hij.
Donna draaide zich naar hem toe, trok haar benen onder zich op de bank en hield haar hoofd een tikje schuin. ‘Leg eens uit?’
Jespers graaiende hand stokte een tel. ‘Bij andere acteurs zie je dat ze iets spélen, hoe goed ze dat soms ook doen. Bij Pacino heb je dat gevoel niet. Hij laat je vergeten dat het maar spel is. Je krijgt het idee dat de duivel eruitziet als een gewone man, bijvoorbeeld iemand met het uiterlijk van Pacino. De duivel wordt dan iemand die hier zomaar, in het echt, naar binnen zou kunnen stappen. En dat is creepy. En heftig.’
‘Hier heb je over nagedacht,’ zei Donna.
Jesper knikte. ‘Ja.’
Er schoot haar een vraag te binnen waarvan ze zich afvroeg waarom ze die niet eerder had gesteld. ‘Wil je zelf soms ook acteur worden?’
Jespers ogen lichtten op. ‘Misschien. Als het zou kunnen. Het is moeilijk. Ook al heb je talent, je moet erg veel geluk hebben.’
‘Dat vond Al Pacino waarschijnlijk ook toen hij zo oud was als wij,’ zei Donna.
Jesper knikte. Glimlachte. ‘Waarschijnlijk wel.’
‘Heb jij talent?’ vroeg Donna.
Er verscheen een lichte blos in Jespers hals. Peinzend maakte hij met zijn vinger een onzichtbaar tekeningetje op de bank. ‘Ik heb op de jeugdtheaterschool gezeten,’ zei hij. Zijn blik verschoof naar Donna. ‘Daar vonden ze me wel goed.’
‘Nou, dan,’ zei Donna. ‘En als je beroemd bent, kom je in mijn winkel je kleding kopen. Hoef ik geen reclame meer te maken. Ga je naar de toneelschool? Weten je ouders dat je acteur wilt worden?’
Jesper stak een handje chips in zijn mond en schudde zijn hoofd. ‘Kennen die van jou je plannen voor je “verboden-voor-volwassenenwinkel”?’
‘Ik heb geen “ouders”. Alleen een moeder. En nee, dat weet ze niet. Ze vraagt er nooit naar. Ze heeft het liever over mijn eetgewoonten.’
‘Heb jij geen vader?’ vroeg Jesper verbaasd. ‘Ik wist niet dat dat kon.’ Hij grinnikte.
‘Mijn moeder zegt dat het maar goed is dat ik hem niet ken,’ zei Donna. ‘Bovendien kan hij toch niet concurreren met de man met wie ze al een tijdje een vaste relatie heeft, Jesus Christ himself.’ Donna was verbaasd over haar eigen openhartigheid. Ze had nog nooit met iemand gesproken over haar moeders geloofsovertuiging.
‘Is jouw moeder “in de Here”?’ vroeg Jesper. ‘Zo noemen ze dat toch?’
‘Ja.’ Donna glimlachte zuur. ‘Maar ze is ook een beetje in haar nieuwe vriend, Lambert. Of beter gezegd: hij is een beetje in háár.’ Haar lachje verdween onmiddellijk nu ze weer aan Lambert dacht.
Jesper vulde zijn mond met chips. Met zijn bolle wangen en grote ogen zag hij eruit als een tekenfilmfiguur. Hij stak haar de zak toe en mompelde iets wat Donna ontcijferde als: ‘Wil je ook?’
Donna knikte, nam de zak van Jesper over en pakte er een handvol chips uit.
Achter haar hoorde ze een deur opengaan. Ze draaide zich om op de bank. Een man in een net pak stapte de kamer binnen.
‘Zie je,’ zei Jesper met gedempte stem, ‘de duivel stapt hier gewoon naar binnen.’
Donna voelde een lach opkomen die ze ternauwernood kon onderdrukken. Van de zenuwen schoot haar stem een octaaf omhoog. ‘Dag, meneer.’
Hij kwam naar haar toe. ‘Hallo. Ik ben Mark, Jespers vader.’ Hij stak haar zijn hand toe.
Donna veegde de hare eerst aan haar broek af voordat ze die van Mark schudde. ‘Ik ben Donna.’
‘Horen jullie... bij elkaar?’
Donna zag dat Jesper zijn vader een vernietigende blik toewierp, maar zijzelf vond de onbeholpen vraag wel grappig. Ze keek een tel naar Jesper. ‘Misschien.’
‘O.’ Jespers vader knikte alsof dat een volkomen logisch antwoord was, liet vervolgens zijn ogen door de huiskamer gaan alsof hij die voor het eerst zag en zei toen: ‘Ik, eh... ga naar boven, aan de pc zitten. Jullie redden je wel zonder mij, hè?’
‘Vast wel, pap,’ zei Jesper langzaam, zonder hem aan te kijken. ‘Ga nou maar.’ Onder Jespers huid woedde een brandje, zag Donna.
Toen hij naar boven verdwenen was, vroeg Donna: ‘Heb je ruzie met je vader?’
‘Zoiets, ja.’
‘Volgens mij is hij een lieverd.’
‘Ja, nou,’ zei Jesper.
Stilte.
‘In elk geval mag je blij zijn dat je een vader hébt.’
Jesper forceerde een lachje. ‘Ik heb een beker thee over mijn zus heen gegooid.’
‘Ben jíj gek?’
‘Dat vroeg ik me daarna ook even af. Maar het was geen erg hete thee, hoor.’
‘Nou, gelukkig maar.’
‘Bovendien, alles wat met mijn zus in aanraking komt, verandert onmiddellijk in ijs. Dus zo erg was het niet.’
Donna schaterde en Jesper grinnikte met haar mee.
Er volgde weer een stilte, een wat langere, die even tussen hen in bleef hangen. Hun blikken kruisten elkaar en hielden elkaar even vast. Donna bestudeerde Jespers ogen, omringd door de bijzondere wimpers. Ze waren van een kleur blauw waarvan ze niet had vermoed dat die echt bestond.
Jesper schoof een stukje van Donna weg, bedachtzaam leek het wel, alsof ze sliep en hij haar niet wakker wilde maken, en pakte de afstandsbediening van de salontafel. ‘Zullen we weer kijken?’ Donna knikte. Ze trok haar benen op, sloeg haar armen eromheen, legde haar kin tussen haar knieën en maakte een tevreden snurkgeluidje. Jesper zette de film weer aan en ging één scène terug.
Zo op de bank zitten: een dvd’tje, een glas sap, een zak chips – veel meer wilde ze eigenlijk niet.
Zo relaxed had ze zich in weken niet gevoeld. Soms had je van die momenten dat alles klopte. Dit was er zo een. Het was vreemd rustig in haar hoofd. Ze liet haar gedachten komen. Die waren helder en duidelijk.
Ze moest iets doen. Niet bang zijn. Doen wat ze echt wilde. En niet doen wat ze níét wilde. Daarna zou ze wel zien wat er gebeurde...
Er leek in haar binnenste iets te breken, iets hards, en de scherven sneden in haar hart. Terwijl ze haar pijn verbeet, vulden haar ogen zich met tranen. En toen, zomaar, gleed het zware gevoel dat ze sinds een paar dagen als een zak stenen met zich had meegetorst van haar af.
Met haar duim en wijsvinger drukte ze haar tranen terug en keek opzij, naar Jesper. Hij was volledig in beslag genomen door de film en had niks gemerkt.
In een opwelling boog Donna zich naar hem toe en kuste hem op zijn wang. Toen hij verbaasd zijn gezicht naar haar toe draaide deed ze het nog keer, nu half op zijn mond. ‘Dank je,’ zei ze.
‘Waarvoor?’ Hij bloosde, heviger dan ze ooit had gezien.
De woorden gleden Donna’s hoofd weer binnen. ‘Voor het schoonmaken van mijn hart en het opschudden van mijn hersens.’
17
‘Is dat Freek Gelling?’ vroeg Jesper.
‘Yep,’ antwoordde Stef.
Op een krukje, tussen twee torens van gestapelde speakers en te midden van een chaos van zwarte en rode draden, zat een man met een elektrische gitaar op schoot. Blootsvoets, in een spijkerbroek en een vaal overhemd dat ooit rood was geweest. Daarboven een mager gezicht met holle ogen. Uit zijn mondhoek stak een brandende sigaret. Terwijl zijn vingers bliksemsnel over de snaren bewogen, keek hij naar de papieren op het klapstoeltje naast hem.
Jesper begreep waarom Colin zo was geflipt toen Stef met het plan was gekomen om Freek Gelling de solo’s te laten spelen. Met deze man naast je op het podium had je het gevoel dat de dood je op de hielen zat.
‘Heeft hij een ernstige ziekte of zo?’
Stef grinnikte. ‘Wel als je het als een ziekte beschouwt wanneer iemand de gewoonte heeft zijn drugs met allerlei soorten sterkedrank weg te spoelen. Hé, Freek!’
De man keek op, herkende Stef. ‘Hé, man.’ Toen hij antwoordde, viel de peuk uit zijn mond, maar Freek maakte geen aanstalten hem op te rapen, alsof hij was vergeten dat er iets tussen zijn lippen had gezeten. Freek the Freak.
Stef en Jesper liepen naar hem toe. Freek en Stef gaven elkaar een high five. ‘Ken je je partijtjes al?’ vroeg Stef.
‘Piece of cake, man. Simpele stuff.’ Freek liet zijn blik even op Jesper rusten. ‘Jij ziet er puik uit, man. Alsof je zo uit de hel komt. Zit jij ook in de band?’
‘Vanavond wel,’ antwoordde Jesper.
‘Jij doet zijn partij, Freek,’ verduidelijkte Stef .
Jesper streek zijn nieuwe t-shirt glad en trok zijn jack strak. Achter Freeks rug passeerden twee jongens in identieke shirts met een grote, zwarte kist tussen hen in. rebel rock stond er in rode letters op hun rug. Roadies. Jesper schoof zijn mouw omhoog om te zien hoe laat het was, herinnerde zich toen dat hij zijn horloge in zijn jack had gestopt. Een sba’er hoorde natuurlijk geen horloge om zijn pols te hebben. Hij haalde het uit zijn binnenzak. Tien voor halfzeven. Ze stonden gepland voor halftien. Nog drie uur.
‘Zenuwachtig?’ vroeg Stef.
‘Een beetje.’
‘Je hoeft niks te doen, alleen een beetje acteren. Doen alsof. Dat kun je toch wel?’
Jesper keek Stef in de ogen en knikte. ‘Ik denk het wel.’
==
Vanwaar ze stonden, konden ze de menigte niet zien, maar wel horen. Drieduizend stemmen vulden sporthal de Grote Noord tot in de kleinste uithoeken.
Colin stond het dichtst bij de trap die naar het podium leidde. Mark stond achter hem, daarachter Stef. Jesper sloot de rij. Ongedurig liet hij zijn vingertoppen over de snaren van de zwarte Fender Showmaster lopen, die voor zijn onderlichaam hing. Ze waren vochtig van het zweet.
Het bier en de joints van de afgelopen uren hadden bij hem niet het gewenste geruststellende effect gehad. Integendeel, zijn zenuwen hadden hun snelheid opgevoerd en gierden nu met 300 kilometer per uur door zijn lijf. Jesper ging met zijn hand naar zijn armband en betastte de stier in reliëf, de steentjes langs de randen. Voor zijn gevoel was de armband op dat moment nog het enige bewijs dat hij metal proof was.
Op het podium klonk de versterkte stem die de verschillende optredens aan elkaar praatte.
Jesper kon niet verstaan wat de man zei, maar wist dat hij bezig was hen aan te kondigen.
Colin draaide zich om en stak een vuist op. ‘Oké jongens, klaar om te vlammen? Angels on Fire?’
De vuisten van Stef en Mark gingen ook omhoog. ‘Angels on Fire!’
Stef draaide zich naar Jesper toe. ‘Doe maar alsof je in je slaapkamer staat, Jesp, meer niet.’ Hij grijnsde vals.
Jesper grijnsde terug. Wat nu ging komen, kon volgens hem niet zó eenvoudig zijn.
‘Hier zijn ze,’ brulde de stem, ‘de Sweet Black Angels!’
Luid gejuich steeg op. Colin wipte de trap op, de anderen volgden. Toen ze het podium betraden, zag Jesper verderop, aan de zijkant, half verscholen achter een toren met speakers, Freek Gelling zitten.
Stef stak zijn duim naar hem op, Freek antwoordde met hetzelfde gebaar. Het verbaasde Jesper dat hij daartoe in staat was. Daarstraks was de Freak bij hen in de kleedkamer geweest, waar hij het ene glas wodka na het andere had weggewerkt en daartussendoor joints rookte alsof hij aan een wedstrijd meedeed.
Toen hij in het volle zicht van het publiek kwam, stokte Jespers adem. Alleen de spots in de hoeken waren nu aan, zodat hij de menigte goed kon overzien. Drieduizend mensen! Hun blikken staken als ragfijne naalden in zijn onderbuik. Het geluid dat ze produceerden sloeg als een windvlaag tegen hem aan. Hun gezamenlijke lichaamswarmte verhitte zijn gezicht.
Stef stond al achter de microfoon. Colin tikte af. Jesper stond met zijn Fender in de aanslag en keek naar Freek Gelling. Ze hadden afgesproken dat hij bij het begin van elk nummer naar Jesper zou knikken zodat ze gelijk zouden beginnen, maar die afspraak was in het troebele brein van de Freak blijkbaar allang opgelost. Niet dat het veel uitmaakte, want Jespers gitaar was toch niet aangesloten. Freek begon te spelen, een seconde later zette Jesper in. Hij concentreerde zich op Freeks gitaarspel en de bewegingen van zijn eigen vingers, om er zeker van te zijn dat het muzikale bedrog in ieder geval niet zichtbaar zou zijn. Jespers zenuwen werden minder. Freek Gelling bleek inderdaad een duivelskunstenaar op gitaar, zoals Stef hem vanmiddag had genoemd, een virtuoos die ook zwaar onder invloed elke solo probleemloos speelde.
Het applaus dat volgde op het eerste nummer was oorverdovend.
Colin zette meteen het tweede in, ‘Devil’s Paradise’, van de band Dracul. Achter de speakertoren begon Freek met de indrukwekkende intro waar het nummer zijn hitstatus aan te danken had.
Jesper liet zijn vingers over de snaren rennen. Hij kende dit nummer goed, had het meer dan eens op zijn slaapkamer gedaan. Feilloos mimede hij de gierende noten die Freek Gelling verderop uit zijn gitaar geselde. Stef gebaarde naar hem. Jesper liep naar voren.
‘Graag een applaus voor snarenduivel Djzesp, die vanavond met ons meespeelt!’ schreeuwde Stef in de microfoon, en hij sloeg een arm om hem heen.
Een orkaan van geluid trok over het podium. Stef headbangde met de gitaarmuziek mee, en Jesper zag het publiek massaal hetzelfde doen. Grijnzend liet hij zijn ogen door de overvolle sporthal schieten. Hier staan, dit mogen beleven, de band, Stef die de menigte opzweepte, dit was kicken.
Hij vergat Freek Gelling en was er een aantal lange seconden van overtuigd dat híj degene was die de intro van ‘Devil’s Paradise’ speelde. Een overweldigende, intense kracht maakte zich van hem meester. Hij leek even los te komen van het podium, alsof voor hem de zwaartekracht opeens niet meer gold. Alles wat hij zag, hoorde en rook, zoog hij zijn hoofd binnen. Dit moest hij opslaan en nooit meer vergeten.
‘Devil’s Paradise’ naderde zijn einde en ging naadloos over in ‘Heaven is Closed Forever’, de hit van Donny Demon. Stef greep in zijn kruis, schokte met zijn heupen, danste in het rond. Zijn imitatie van Donny was griezelig perfect. Jesper zakte op zijn knieën en acteerde het vuur van Freek Gellings spel.
Hij deed zijn ogen dicht en zag in een flits Donny weer voor zich tijdens het optreden op zijn oude school. Zó was het dus om echt iemand te zijn.
Tijdens de finale van het nummer, toen honderden vuisten de laatste beats van Colin begeleidden, barstte Jesper in spontaan gelach uit. Het was een ontlading van het teveel aan genot dat zich de afgelopen minuten in een duizelingwekkend tempo in zijn binnenste had opgestapeld.
En toen ging het mis. Er klonk een vreemd, raspend geluid. De gitaarklanken werden abrupt afgescheurd en losten op in de nevel van sigarettenrook die boven het podium hing.
Colin drumde eerst nog stug door. Marks baspartij klonk nog even net zo zwaar en dreigend als daarvoor. Alleen Freek Gellings gitaar deed niks meer.
Vertwijfeld keek Jesper om, naar Colin. Die trok een misprijzend gezicht en knikte zijwaarts naar de geluidstoren. Freek.
Stef ving zijn blik, maakte een gebaar dat ‘Heaven is Closed Forever’ was afgelopen en greep de microfoon. ‘Sorry lui, we hebben wat technische problemen,’ zei hij, waarna hij op een drafje naar achteren liep.
Jesper ging achter hem aan.
Freek the Freak lag languit op de vloer, naast zijn krukje. Zijn gitaar lag nog op zijn buik, alsof hij ervoor had gekozen om lekker liggend verder te spelen. Alleen aan de levenloze handen die naast zijn lichaam lagen, kon je zien dat dat niet meer ging gebeuren.
Jesper liet zich naast hem neerzakken en drukte zijn oor tegen Freeks borstkas. ‘Hij leeft nog,’ zei hij. Toen hij weer overeind kwam, keek hij in het gezicht van een kalende man. Op zijn witte overhemd zat een badge waarop rebel rock stond, met nog een woordje eronder dat Jesper niet kon lezen.
‘Wat is er gebeurd? Wie is dat?’ informeerde de man. Hij wees naar Freek.
‘Onze back-up gitarist,’ mompelde Stef.
De man knikte alsof hij precies wist wat een back-up gitarist was. ‘Ik denk dat we een ambulance moeten bellen.’ Hij trok zijn gsm uit het hoesje aan zijn riem.
‘Een ambulance?’ zei Stef. ‘Wacht tot hij crepeert en bel dan een lijkwagen.’ Met een nijdige trap schopte hij het klapstoeltje omver. A4’tjes met akkoordenschema’s dwarrelden naar de grond.
De man, die intussen het alarmnummer had ingetoetst en het mobieltje aan zijn oor hield, keek hem fronsend aan.
‘Die klootzak heeft zoveel ingenomen dat hij geeneens meer op zijn gat kon blijven zitten,’ zei Stef. Hij snoof woedend. ‘Laat hem maar doodgaan, beter verdient hij niet.’
Jesper keek van het roerloze lichaam van Freek Gelling naar Stef. ‘En nu?’ vroeg hij.
‘Niks nu,’ zei Stef. ‘Afkondigen en wegwezen. Shit, fuck it.’ Met driftige passen liep hij terug het podium op naar de microfoon.
Een toegesnelde roadie was begonnen met hartmassage.
De man borg zijn mobieltje weer op. ‘Die knaap...’ zei hij tegen Jesper, terwijl hij naar Stef knikte, die het publiek meedeelde dat de Sweet Black Angels hun optreden helaas moesten afbreken. ‘Is die wel helemaal oké?’
==
In de kleedkamer, nadat hij zijn lachtranen had weggeveegd, zei Mark: ‘Ik stel voor om de Freak bij de band te vragen. Fantastische gitarist, en elke avond is het lekker spannend omdat we niet weten hoe ver we komen!’ Hij begon aan een nieuw lachsalvo.
Ook Colin kon de lol ervan inzien. Proestend lachte hij met Mark mee, terwijl hij tevergeefs probeerde een slok van zijn bier binnen te krijgen.
Jesper zag het met lede ogen aan. Hij zat in de hoek, onderuitgezakt op een oude stoel. Drie nummers lang was hij vlak bij de hemel geweest. Drie nummers lang was hij een echte Sweet Black Angel geweest. En toen was hij – baf! – met een enorme klap weer op aarde neergestort.
‘Hé, Jes, je was goed, man!’ riep Colin.
‘Jes was top,’ zei Mark. ‘Een geboren acteur.’ Hij stak zijn duim op.
‘Hoe is het nu eigenlijk met Gelling?’ vroeg Colin.
‘Geen idee,’ zei Stef. Hij lurkte aan zijn flesje pils en keek verslagen voor zich uit. ‘En het interesseert me ook niet.’
‘Moeten we niet even het ziekenhuis bellen?’ zei Mark.
‘Hoeft niet,’ antwoordde Stef. ‘De Freak heeft geen geheugen meer. Die is allang vergeten dat hij met ons gespeeld heeft.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Eindelijk op Rebel Rock. We waren top, we hadden het publiek volledig bij de kladden. En dan dit... gigantisch voor lul.’ Hij keek Colin aan. ‘Als Frank er gewoon bij was geweest, hadden we de Freak niet nodig gehad en was dit niet gebeurd.’
Even zei niemand iets. Boven hen hoorden ze gedempt de muziek van de band die na hen het podium was op gegaan.
Zwijgend haalde Stef een soort mini-envelopje uit zijn achterzak en tikte dat leeg op het tafelblad.
Wat eruit kwam, was glinsterend wit poeder. Hij pakte Colins pakje vloei, scheurde het klepje eraf en verdeelde met de lange kant het poeder in vieren.
‘Vier lijntjes troost, jongens,’ zei Stef, ‘één de man. Dat hebben we verdiend.’
Daarop rolde hij het klepje in de lengte op, bracht zijn gezicht vlak bij het tafelblad, duwde het rolletje in zijn neus, drukte het andere neusgat met een vinger dicht en snoof een lijn weg.
Toen hij overeind kwam, slaakte hij een gesmoord kreetje. ‘De rest is voor jullie.’ Hij stond op om plaats te maken voor Colin.
Colin snoof zijn deel op.
‘Mark?’ zei Stef.
Mark zat omgekeerd op een stoel, zijn ellebogen op de rugleuning. ‘Eerlijk gezegd heb ik daar niet zo’n zin in vanavond. Ik word er zo hyper van. En ik heb al lol genoeg.’
‘Wat je wilt,’ zei Stef. Hij keerde zich naar Jesper. ‘Dan zijn die laatste twee voor jou, Jesp. Cadeautje. Je was geweldig. Iedereen in de zaal vraagt zich morgen af waar de sba die geweldige gastgitarist hebben opgeduikeld. Tast toe.’
Jesper keek Stef aan. Stef had ze mogelijk gemaakt, de twaalf mooiste minuten van zijn leven, bijna drie nummers lang. Hij kwam overeind uit zijn stoel, liep naar de tafel. ‘Hoe doe ik dit precies?’
==
Ze baanden zich een weg door het publiek in de Grote Noord, dat drinkend en pratend nagenoot van de optredens. Het was alsof ze door een erehaag liepen. Jongens en meiden klopten op hun schouders, sloegen op hun rug.
Jesper registreerde nauwelijks wat ze allemaal zeiden, maar hij wist dat het allemaal over hém ging. Hij was fantastisch, daar hadden ze het over, ook tegen Stef, Mark en Colin, die voor hem uit liepen. Zonde dat ze niet langer hadden kunnen spelen. Hij was een held, hij was de king of the world. Iedereen zag hem, iedereen hield van hem. Hete vlammen van geluk sloegen uit zijn hart, en het vuur zou nooit meer doven. Hij barstte zowat uit elkaar van energie. In zijn hoofd klapwiekte een engel, een sweet black angel. Hoger en hoger ging hij, rechtstreeks naar de hemel. Dit was leven. Leven als nooit tevoren.
‘Jesper.’
Een hand op zijn schouder, de zoveelste. Alleen liet deze niet los. Jesper draaide zijn hoofd opzij en keek in het gezicht van Anouk. Naast haar stond een jongen die hij nooit eerder gezien had.
‘Hé, broertje! Wat een optreden, joh! Wel een beetje kort, maar knettergoed.’
Jesper lachte schaapachtig.
‘Ik wist niet dat jij zo goed gitaar kon spelen. En volgens mij wist jij dat zelf ook niet.’ Anouk grijnsde breed. ‘Vertel eens: wat was de truc?’
Colin trok aan zijn jack. ‘Kom Jes, we gaan.’
Maar Anouk liet niet los. ‘Wat staar je me toch raar aan, Jesper,’ zei ze. ‘Is er iets met je?’ Haar samengeknepen ogen namen hem een paar tellen onderzoekend op. ‘Heb je wat geslikt?’
Jesper draaide zijn blik weg.
Door Anouks vragen doofden de vlammen in zijn binnenste. Maar hij had dat vuur nodig. Alleen daardoor kon de engel hoger vliegen, zodat iedereen hem, Jesper, kon zien. En iedereen wílde hem zien. Maar Anouk wilde hem per se op de grond houden.
Hij liet zich door Colin wegtrekken, maar Anouk stapte met hem mee, bleef hem aankijken. ‘Wat heb je gebruikt, Jesper?’ schreeuwde ze naast zijn oor.
Hij voelde meer handen. Stemmen die zeiden hoe goed hij gespeeld had.
‘Rot op, Anouk!’ zei hij. Hij gaf haar een zet.
Anouk verloor haar evenwicht en viel achterover tussen het publiek. ‘Jesper!’ Haar stem klonk ineens vreemd en vervormd.
Vanuit zijn ooghoeken zag Jesper dat de jongen nog net wist te voorkomen dat ze tegen de vloer sloeg.
‘Kom mee, slome,’ zei Colin.
==
Buiten was het al nacht. Een fletse halvemaan stak af tegen de hemel.
Voor de ingang van de sporthal stonden groepjes te roken.
Ook zij keken naar hem, praatten over hem.
‘Shit. Koud, man,’ zei Mark. Hij ritste zijn jack dicht.
Jesper voelde niets van de kou, net zomin als Stef en Colin. Hij had even de neiging om te gaan huppelen, maar hield zich in. ‘Waar gaan we heen?’ vroeg hij, aan niemand in het bijzonder.
‘Naar Baal,’ zei Stef. ‘Een kroeg hier vlakbij.’
Ze staken de weg over, liepen de straat uit, sloegen twee keer een hoek om. Na een paar minuten lopen waren ze er.
In Baal was het gezellig druk. Achteraan, bij een van de twee ramen, naast een kleine wand waaraan een poster hing van een vrouwelijke, zo goed als naakte vampier met bebloede snijtanden, waren nog wat krukken vrij. Stef ging naar
de bar en kwam even later terug met een dienblad waarop vier dikke glazen stonden, met daarin een laagje lichtbruine drank.
‘Whisky,’ verklaarde hij. ‘Om even op te warmen.’
Mark trok een moeilijk gezicht. ‘Zwaar spul, man.’
‘O ja?’ zei Jesper. Hij pakte een van de glazen en sloeg de vloeistof in één keer naar binnen. Het brandde, maar niet erger dan het vuur in zijn hart. ‘Lekker,’ zei hij.
‘Zo is dat,’ zei Stef. Ook hij en Colin dronken hun glazen leeg.
Stef pakte het dienblaadje en verdween weer naar de bar. Jesper keek even rond. Jongeren en ouderen, mannen en vrouwen, dit was een verzamelpunt voor alle leeftijden. Wel gezellig.
En het was ongelofelijk, maar ook híér hadden ze het over hem. Sommigen keken ook naar hem, of verbeeldde hij zich dat nou?
Mark ging naar de wc. Colin stak een sigaret op en gebaarde naar een meisje verderop, dat uitnodigend naar hem glimlachte. ‘Excuus, Jes,’ zei hij. ‘Ik ga even zoenen.’
Jesper zakte wat onderuit op zijn kruk, leunde tegen de wand en gaf zich met zijn ogen dicht over aan de klapwiekende engel, die nog steeds hoger probeerde te vliegen...
‘Zie je wel dat het hem is.’
Jesper deed zijn ogen open en dacht een paar seconden lang dat hij in een droom was beland. Een nare droom.
Tegenover hem stonden Ties en Joris, ieder met een glas bier in de hand. Ze waren wat langer geworden, maar verder waren ze niet veranderd. Dezelfde keurige kleren. Dezelfde valse grijns.
‘Ik herkende de gitaar van Donny Demon,’ zei Ties tegen Joris, ‘anders had ik het niet geweten.’
Hij wendde zich tot Jesper. Spot spatte van zijn gezicht. ‘Wat ben jij veranderd, Jessie.’
‘Is dit de volgende fase in je ontwikkeling als miet?’ Joris keek hem grijnzend aan terwijl hij heen en weer wiebelde door zijn gewicht te verplaatsen van zijn hielen naar zijn tenen en weer terug.
‘Veel van die viezeriken houden van leer, Joor, dat weet je toch wel?’ Ties sloot zijn duim en wijsvinger om de kraag van Jespers jack en wreef even, alsof hij de kwaliteit van het materiaal keurde.
Jesper staarde naar de twee beulen uit zijn verleden en voelde niets anders dan minachting. Geen angst, geen twijfel. Waarom was hij vroeger eigenlijk bang voor hen geweest?
Hij was een reus die neerkeek op een stel ratten. Ratten die nog niet wisten dat hij ze onder zijn laars kon vermorzelen.
‘Wat moeten jullie hier?’ zei hij.
‘Wat een grote bek voor zo’n klein ventje,’ zei Ties. ‘Maar omdat je het zo vriendelijk vraagt: we komen je feliciteren met je optreden, Smit. Je was fantastisch. Maar ik vraag me af: waar heeft een miet als jij zo leren spelen? Dat is toch echt mannenwerk! Hoe heb je dat geflikt?’
Jesper voelde hoe het mysterieuze vuur door zijn aderen begon te jagen. Hij was zo sterk als een beer, maar die twee ratten tegenover hem wisten dat niet.
‘Jullie hadden hier niet moeten komen,’ zei hij, en op hetzelfde moment liet hij zijn rechterbeen uitschieten. De versterkte punt van zijn laars raakte Joris vol in zijn kruis.
Joris klapte dubbel.
Jesper wipte van zijn kruk en sloeg hem met zijn onderarm vol in zijn nek, waardoor Joris vooroverviel en met zijn hoofd hard tegen de wand stootte.
Ties zette grote ogen op. Zijn mond zakte open. Verbouwereerd keek hij van Joris naar Jesper.
Nog voor hij iets kon zeggen, stond Stef tussen hen in, het dienblaadje met gevulde whiskyglazen plus enkele biertjes in zijn hand. ‘Wat is hier loos, Jesp?’
‘Vrienden van vroeger,’ zei Jesper toonloos, terwijl hij Ties met zijn blik gevangen hield.
‘Leuke vrienden,’ zei Stef, naar de kreunende Joris knikkend. Hij dronk van zijn whisky.
Ook Jesper pakte een glas en dronk. ‘Helemaal niet leuk, eigenlijk,’ zei hij. ‘Het zijn een stel miezerige ratten.’
Ties maakte met beide handen een gebaar van overgave. Aan zijn geschrokken blik zag Jesper dat hij in de gaten had dat hij een fout had gemaakt. ‘Oké boys,’ zei Ties, ‘wij gaan weer.’
‘Niet zo snel, maat,’ zei Stef. Hij pakte Ties bij zijn jasje.
‘Feestje?’ vroeg Mark, die er opeens ook weer was. Hij keek beurtelings naar de liggende Joris en Ties en vroeg, overdreven vriendelijk: ‘Maken jullie soms moeilijkheden, jongens?’
‘Nee,’ zei Ties, net iets te snel. Hij was bang, zag Jesper. Zo bang als een rat in de val.
Zwijgend keken ze hem aan. Het geroezemoes en de muziek om hen heen klonken opeens dubbel zo hard.
Joris trok zich op aan een kruk en slaagde er met moeite in te gaan zitten. Met de palm van zijn hand veegde hij de tranen van zijn afgewende gezicht.
Daar was Colin.‘Wie zijn dit, jongens?’ vroeg hij, terwijl hij zijn glas whisky van het dienblad pakte.
Het vuur raasde nu door Jespers hoofd. Toen hij Ties in de ogen keek, voelde hij de angst die ze uitstraalden. ‘Twee kandidaten voor het vollemaanspel,’ antwoordde hij.
‘De maan staat anders op half,’ zei Mark lachend.
‘Niks mee te maken,’ zei Stef. ‘Als een van ons zegt dat het volle maan is, gaan we daar niet moeilijk over doen.’ Hij kneep hard in Ties’ bovenarm. ‘Jullie gaan even met ons naar buiten. En als je ook maar íéts probeert, breek ik je arm, begrepen?’
Jesper zag Ties’ adamsappel op- en neergaan. Ties zei niets. Dat was ook niet nodig.
==
In het winkelcentrum, in een dode hoek tussen een slagerij en een kledingwinkel, was het bijna aardedonker, maar toen hun ogen eraan gewend waren, konden ze elkaars silhouetten redelijk onderscheiden.
Stef hield Ties vast, Mark had zich over Joris ontfermd. ‘Zeg het maar, Jesp,’ zei Stef.
Jesper stond tegenover hen. Hij voelde hoe een windvlaag via de hals van zijn t-shirt over zijn borst gleed. Hij huiverde even, maar vreemd genoeg had hij het nog steeds niet koud. Uit het spookhuis waarin hij zijn herinneringen aan het Christoffel Lyceum bewaarde, zweefde een beeld tevoorschijn. Joris en Tom die hem vasthielden. Ties die hem gebood ‘Ik ben een vieze homo’ te zeggen, wel tien keer, tot het zinnetje al zijn hersencellen vulde. En toen wilden ze dat hij zichzelf...
‘Kus elkaar,’ zei Jesper.
‘Wát?’ Ties’ stem klonk hees.
‘Jij en Joris houden elkaar vast en kussen elkaar. Een echte, een tongzoen.’
‘Ben jij gék?’
‘Je hebt hem gehoord,’ zei Stef, en hij sloeg Ties met vlakke hand in zijn gezicht, waarna hij hem hardhandig in de richting van Joris duwde. ‘Pak hem vast en zoen hem, anders doen wij iets met jullie wat een stuk minder zachtzinnig is.’
Ties en Joris gingen tegenover elkaar staan en sloegen hun armen om elkaar heen.
Stefs aansteker klikte aan. De gezichten van Ties en Joris, vlak bij elkaar, lichtten bleek op.
‘Doe het,’ gebood Jesper.
Ze deden het. Eerst alleen met hun lippen tegen elkaar, maar na een tik van Stef met iets meer overtuiging.
‘En nu maken jullie elkaars broek los en gaan jullie onderzoeken wat de ander... te bieden heeft.’
Mark produceerde een schor lachje waarin ongeloof doorklonk. ‘Waar heb je dit spelletje opgediept, Jesper?’ vroeg hij.
‘Uit een deel van mijn hoofd waar nachtmerries zijn opgeslagen,’ antwoordde Jesper.
‘Dat vriendje van jullie is gay. Dáár heeft hij het vandaan,’ zei Ties met schrille stem.
Jesper deed twee stappen naar hem toe en plantte zijn vuist in Ties’ nieren. Schreeuwend zakte hij door zijn knieën. Joris hield hem in een reflex overeind.
‘Nou, komt er nog wat van?’ commandeerde Jesper.
‘Doe niet zo ziek, man,’ protesteerde Joris.
Jesper bracht zijn gezicht vlak bij het zijne. ‘Ik vraag jullie toch niet om een broodje stront te eten!’ schreeuwde hij. ‘Jullie hoeven alleen maar even lief voor elkaar zijn, is dat te veel gevraagd?’
Zijn hart ging tekeer als een op hol geslagen stier. Niet alleen in zijn borst, maar ook in zijn hoofd. En het vuur was nu overal. Jesper klemde zijn hand om Joris’ keel.
‘Oké,’ piepte Joris, ‘oké.’
Jesper liet hem los, ging weer iets naar achteren. Iedereen keek zwijgend toe. Op het fluiten van de wind na was het doodstil.
Het geluid van riemen die werden losgemaakt, ritsen die naar beneden gingen. Broeken die langs benen gleden.
Stef lichtte bij. Ties’ handen lagen roerloos op Joris’ blote heupen. De handen van Joris lagen op Ties’ billen. Geluidloos bewogen ze zich naar voren, naar Ties’ kruis. Daar bevroren ze.
‘Ik kan dit gewoon niet,’ zei Joris met verstikte stem.
Een koude tochtvlaag trok door de winkelgalerij. In de verte reden auto’s.
‘Je moet,’ zei Stef. ‘En ik zeg het niet nog een keer.’
‘Hou op,’ zei Ties. ‘Laat ons gaan. Alsjeblíéft.’ In zijn ademhaling klonken schokjes door.
Ties Luyendijk huilde. Hij smeekte om genade.
Door Jespers maag sloeg plotseling een golf van misselijkheid. ‘Laat ze maar gaan,’ zei hij.
==
‘De garagedeur is open,’ zei Colin verbaasd. Hij trok zijn sleutel uit het slot terug.
Ze stapten naar binnen. Gedempt licht. Zachte muziek.
‘Frank?’ zei Mark.
Een gestalte schoot uit de bank omhoog. Op Franks gezicht verscheen een brede glimlach. ‘Jongens! Gelukkig dat jullie nog even langskomen.’
Ze keken hem alle vier aan.
‘Ik meen het. Ik was in de Grote Noord vanavond. Jullie waren súper, totdat... Wat gebeurde er nou precies?’
Stef kwam als eerste in beweging. Hij liep naar de ijskast, Frank compleet negerend.
Frank keek hem na, terwijl hij doorging: ‘Jongens, het spijt me, echt. Ik was boos, maar dit had ik niet moeten doen. Ik heb jullie in de steek gelaten. Ik ben een lul. Vergeef me, please?’
Hij keek naar Mark. ‘Friends, oké?’
Mark knikte vaag.
Colin deed niets, staarde Frank ijzig aan. Frank keek naar Jesper. Jesper keek zwijgend terug.
Stef had intussen wat biertjes opengetrokken. ‘Hier jongens,’ zei hij, ‘een pilsje voor de dorst.’
Hij liet zich op een van de fauteuils zakken. Colin, Mark en Jesper voegden zich bij hem.
‘Geinige straf was dat daarstraks,’ zei Stef, Jesper aankijkend.
Jesper knikte, maar zei niets. Het vuur in zijn borst was aan het verflauwen, het gevoel van macht sijpelde uit hem weg. Hij wilde niet meer aan Ties en Joris denken. Of aan wat hij ze had laten doen. Daarstraks was hij zeker van zijn zaak geweest, was hij een reus geweest en zij een stel ratten. Maar nu...
‘Maar vertel nou eens,’ zei hij, ‘wat ging er mis op het podium?’ Frank had de muziek wat harder gezet en kwam er ook bij zitten, een flesje bier in zijn hand.
‘Freek Gelling klapte in elkaar,’ zei Mark.
‘Freek Gelling?’ Frank fronste. ‘Bedoel je Freek the Freak?’
Mark knikte. ‘De enige echte.’
‘Wat deed die bij jullie?’ Frank keek naar Colin, die zijn benen op de lage tafel had uitgestrekt.
‘Door jouw klotestreek moesten we toch iets verzinnen om op Rebel Rock te kunnen spelen,’ zei Colin.
Toen Colin Frank informeerde over het korte optreden van Freek Gelling, boog Stef zich naar Jesper toe. ‘Jij bent misschien blij dat Frank er vanavond niet bij was, waardoor jij daar mocht staan,’ fluisterde hij, ‘maar je vindt het toch niet erg dat ik die hufter haat? En hufters moet je keihard aanpakken, vind ik.’ Hij veerde terug in zijn stoel en volgde zwijgend het gesprekje tussen Frank, Mark en Colin.
==
Een klein uur later riep Frank dat het bier op was. ‘G-geen nood, ik g-ga even een kratje scoren bij m’n ouwelui.’ Hij moest zich staande houden aan de deur van de ijskast. ‘Is vlakbij. B-ben zo terug.’ Wankelend liep hij naar de deur en verdween. Even later drong van buiten het geluid van een scooter in de garage door.
‘Hij is dronken,’ zei Mark. ‘Hij zou niet op die scooter moeten stappen.’
‘Ik heb hem nog nooit zoveel zien zuipen,’ zei Colin.
‘Hij wil met ons meedoen,’ zei Stef. ‘Het goedmaken. Uitwissen wat er vanavond gebeurd is. De slijmerige hufter. Maar we stonden daar voor lul. Dat valt niet uit te wissen.’
‘Ach man, wat maakt het uit?’ zei Mark schouderophalend. ‘Hij heeft er spijt van. Klaar.’ Hij dronk zijn flesje leeg en ging staan. ‘Ik ga even pissen.’
Stef vroeg Colin of hij Metallica wilde opzetten. Colin knikte en liep naar achteren.
Jesper voelde Stefs blik en keek hem aan. In Stefs ogen gloeide iets duisters. Zwijgend boog hij zich voorover en griste Franks flesje, dat nog halfvol was, van tafel. Zijn hand ging naar de binnenzak van zijn jack en een seconde later hield hij twee buisjes van enkele centimeters tussen zijn duim en wijsvinger. ‘Heb jij wel eens ghb gebruikt, Jesp?’ vroeg hij.
Jesper schudde zijn hoofd.
‘Ik ook niet. Dit is een cadeautje van mijn poedermannetje, om uit te proberen. Ze noemen het de love drug. Maar zonder meisje heb ik er nu niet zoveel zin in. Toch ben ik wel nieuwsgierig naar het effect. Vooral van twéé buisjes.’ Hij trok de dopjes eraf en leegde ze in het bierflesje. Vervolgens draaide hij het flesje rond om het goed te mengen.
Uit de speakers klonk ‘Nothing Else Matters’, Stefs favoriete nummer.
Colin plofte weer op de bank neer.
‘Surprise!’ Frank kwam binnen met een krat bier.
Verse, koude flesjes werden op tafel gezet.
Stef pakte het volle flesje dat Frank voor zichzelf had neergezet. ‘Jij hebt nog,’ zei hij. ‘Bier niet opdrinken is een doodzonde, dat weet je toch?’
Frank, zichtbaar opgelucht dat Stef weer iets tegen hem had gezegd, knikte en pakte grijnzend zijn halfvolle flesje op. Hij dronk het achter elkaar leeg.
==
Jesper stond in de badkamer. Hij had zijn ogen dichtgedaan en hield zich vast aan de wasbak. In zijn hoofd was er niets dan duisternis. Alles deinde. Hij viel in een inktzwarte, ijskoude zee en zonk. Dieper en dieper.
Hij deed zijn ogen open en keek in de spiegel. Een bleek, bezweet gezicht met bloedeloze lippen staarde hem aan.
Hij kende die jongen niet, hij keek naar iemand anders. Hij kon zich herinneren dat hij dat ooit graag gewild had, maar nu het eindelijk zover was, maakte het hem bang. Doodsbang.
Zijn middenrif begon te schokken. Een golf braaksel stuwde omhoog, barstte naar buiten en belandde kletterend in de wasbak.